Column Renske Dragt

Voor het vliegtuigplatform ‘Up in the Sky’, de website waar actueel luchtvaartnieuws op te vinden is, zijn meerdere columns geschreven. Renske maakt in haar column de verbinding tussen het werken in de luchtvaart en het menselijke aspect.

De domme stewardess

Het is donker in de cabine. Zacht geroezemoes en soms wat gekuch zijn de nachtelijke geluiden op deze nachtvlucht terug naar huis, naar Amsterdam. De galley is netjes opgeruimd, de service is gedaan. Een tray met daarop drankjes en een doos ‘tidbits’ met kleine versnaperingen verwelkomt de hongerige of niet in slaap te krijgen passagiers. Zo glijden de uren waarin ik in de nacht de wacht houd voorbij. 

Ik gaap en ril van de kou. Na 48 uur in Mexico City -met een tijdsverschil van zeven uur- ben ik nu alweer bijna 20 uur wakker en we zijn nog lang niet thuis. Om de tijd te doden en wakker te blijven gedurende de nacht, grijp ik naar warm water en gemberthee. Goed spoelen (wat trouwens voor ieder mens een gezonde keuze is in een droge luchtdrukcabine) houdt niet alleen gezond, het houdt het hoofd ook nog eens redelijk helder. 

Daarnaast -wanneer er even geen passagiers in de galley staan om een praatje te maken- lees ik de krant, een tijdschrift of een boek om de uren door te komen. Dit keer heb ik Stephen Covey’s ‘De Zeven Eigenschappen voor Effectief Leiderschap’ op het galleyblad liggen. Een markeerstift geeft voor mij de leerpunten in dit boek aan. Terwijl ik net weer een bladzijde omsla, wordt het galley-gordijn opzij geschoven. 

Een jongeman treedt mijn domein binnen voor een hapje, drankje en een praatje, dus ik sluit mijn boek. Terwijl we de koetjes en kalfjes van de vlucht bespreken, glijden zijn ogen naar de titel van mijn boek. “Waarom leest een stewardess dit boek? Dit heb jij toch niet nodig?!”

De oprechte verbazing druipt van zijn gezicht en ik weet niet of ik moet gaan lachen of me een beetje beledigd moet voelen. Ik besluit maar tot het eerste. Ik leg hem uit dat iemands werk niet per definitie ‘de mens’ definieert die het werk uitvoert. Dat ik graag werk vanuit de cirkel van invloed en dat ik zowel voor mezelf als voor mijn medemens (en dus ook de passagiers die mijn pad kruisen) positiviteit, hoop en een beetje zingeving zou willen brengen. Hoe ik dat dan doe?

Simpel. Ik kijk met een open hart naar de mens die voor mij staat. Ik neem het hele plaatje in mij op en vind vervolgens een laagdrempelig ‘haakje’ om het gesprek te beginnen. De wijze waarop ‘mijn’ passagier antwoordt, de woorden die hij of zij kiest te gebruiken en de lichaamstaal in mij opnemend, vormen dan een ‘casual’ gesprekje om, naar een waardevolle dialoog. Zo ontstaat er verbinding tussen twee mensen, die gebaseerd is op oprechte interesse. 

De wenkbrauwen van de jongeman die eerst bijna tot zijn haargrens reiken, zakken nu weer naar een normale ooghoogte. Ik stel hem snel gerust. Hij is niet de eerste op deze vlucht die zich verwondert over mijn boekkeuze. Ook de purser wierp één blik op het boek en constateerde meteen dat ik bezig was om promotiestappen te maken naar het purserschap. Helaas, ook hem moest ik teleurstellen. Ik heb nooit ook maar een moment de roeping gevoeld om vier zilveren strepen op mijn blauwe jasje te dragen. ‘Wat zonde’, was zijn antwoord. Echter, ik zie dat anders….

Aannames over elkaar zijn zo snel gemaakt. Vindt de jongeman in de galley mij als stewardess in de basis ‘dom’? Zijn stewardessen wellicht in zijn beeldvorming niet belezen? Gefocust op praktisch handelen en dus niet meer capabel voor of geïnteresseerd in nadenkwerk? En andersom beleefd: is een potentiële purser dan iemand die meer belezen is dan de rest van het cabinepersoneel en heeft die zich meer verdiept in managementboeken en ‘circle of influence’-materiaal? Ik durf dit te betwijfelen. 

Hoe kijken wij, mensen, naar elkaar? Wie ben je? Wat maakt je tot de persoon die je bent? Val jij onder één definitie, kan ik jou in dat ene hokje proppen? Nee, toch? Dat zou de lading bij lange na niet dekken.

In mij en in jou schuilen meerdere identiteiten. Het is vaak afhankelijk van het moment en de ervaring van de dag, welke identiteit de overhand neemt.

Maken mijn blonde haren en blauwe ogen, mij bijvoorbeeld tot ‘White privileged’? Wat als ik nu in één van de armoedigste wijken in Nederland ben opgegroeid? Als ik keiharde armoede, achterstand en uitsluiting heb ervaren: wat voor mens zou dat van mij maken? De visie op de wereld en het leven op zich zal dan heel anders zijn dan van de witte, blonde kaaskop die van rijke ouders afkomt, een warm thuis heeft gehad waarin ze is opgegroeid en heeft kunnen studeren. Want mama was altijd daar en papa verdiende genoeg voor het gezin om de energierekening te betalen en -indien nodig- een bijlesjuf in te schakelen. Er heerste financiële rust. Heel anders dan bij de papa en mama die allebei werken om de rekeningen te moeten betalen en het kind dat in een koud huis, in een arme wijk, zich zelfredzaam zal moeten opstellen, want die papa en mama zijn aan het ‘overleven’….. ook voor dat kind.

Waar je wiegje staat bepaalt mede de manier waarop je naar de wereld kijkt: is het een wereld vol hindernissen en tegenslagen of is het een wereld vol uitdagingen en potentie? Ben je je hier bewust van? Reflecteer je hierin überhaupt op je zegeningen èn je tekortkomingen, zodat je referentiekader, je oordelend vermogen,  breder, holistischer wordt richting je medemens?

Deze week zit ik bij de kapper. Mijn kapster zegt tegen mij: ‘Het gaat helemaal de verkeerde kant op in Nederland. Die buitenlanders moeten eruit. Laten we eerst eens voor ons eigen volk zorgen. We krijgen geen fatsoenlijk betaald werk meer, er zijn geen huizen meer en al die buitenlanders worden voorgetrokken’.

Mij zeer bewust van het feit dat zij een scherpe schaar hanteert en binnen de cirkel van invloed mijn kapseltje -en meer- kan ruïneren, wil ik uit mijn aanname stappen dat mijn kapster een racist of een ‘buitenlanderhater’ is. In mijn wereld zou ik haar opmerking namelijk als ‘kortzichtig en ongenuanceerd’ willen labelen. 

Ik ben benieuwd: hoe zal haar visie hierop zijn, wanneer er fatsoenlijke lonen betaald zouden worden, mensen in hun primaire levensbehoeften worden voorzien-zoals een dak boven het hoofd, voldoende te eten, genoeg toegang tot betaalde energie en toegang tot goed onderwijs hebben-? Hoe zou ze dan tegen ‘die’ buitenlanders aankijken? Is het niet zo dat onze overheid iedere inwoner van Nederland op gelijkwaardige basis toegang tot primaire levensbehoeften zou moeten geven en dit evident verzaakt, ongeacht of er nu wel of geen buitenlanders over ‘onze’ grenzen komen? Dat de oorzaak van haar negatieve focus op buitenlanders eigenlijk ligt bij haar gevoel van ervaren onrecht, achterstand en ongelijkheid in onze Nederlandse samenleving als geheel? Ze haalt eens diep adem en zegt: ‘Tsja, eigenlijk heb je daar wel een punt. Wanneer ik me beschermd zou weten in mijn basisbehoeften, zou ik het een ander in nood ook weer kunnen toewensen’. Ik knipoog via de spiegel en we glimlachen naar elkaar. Mijn kapster is geen mensenhater. Mijn kapster maakt zich, binnen haar cirkel van invloed, zorgen.

We gaan naar een nieuw jaar. De afgelopen jaren zijn niet gemakkelijk geweest en de tijd die voor ons ligt, zal niet gemakkelijk zijn. Maar of het nu in de lucht of op de grond is, ik wens jou, lezer van dit stukje, een oprecht verbindend gesprek met je medemens toe. 

Blijf rustig -ook als je het niet met elkaar eens bent en je je ‘geraakt’ voelt- en blijf vanuit compassie praten. Probeer ‘jouw mede-mens’ beter te leren kennen, door die mens laagje na laagje te ontdekken, met alle identiteiten die er in die geest schuil gaan, voordat je je een oordeel vormt. Probeer uit je (steeds weer meereizende) aannames te stappen. Mochten je aannames toch bevestigd worden, vraag je dan allereerst af: wat zegt dit eigenlijk over mij? Voordat je je gaat afvragen wat het over de ander zegt… 

Vanuit elkaars cirkel van invloed, laten we elkaar in een vriendelijker licht gaan zien, zodat we elkaar kunnen gaan helpen in de tijden die voor ons liggen. Daarmee wens ik jou en álle mensen een liefdevol, verbindend 2023 toe. Van mij naar jou en verder….

landen in de herfst

De kritische kassière van de KLM

‘Dan ga je toch lekker achter de kassa werken bij de Albert Heijn?!’

 

Ze staat boos in de lobby van het hotel. Benen een beetje uit elkaar, handen in de zijde. De vier strepen op het jasje glimmen me tegemoet samen met de woede omdat de ‘heilige graal’ is aangetast. De negatief geladen energie is voelbaar in de lucht.

 

‘Hosanna!’ 

Dát is wat je als éénbander mag communiceren wanneer het aankomt op de werkzaamheden in de lucht. Juichen en meedoen. Niet te hard voor de groep uitlopen én vooral niet achterblijven. Gewoon in de maat en binnen de groep fungeren. Noem het: uniformiteit.

 

Ik weet niet wat mij meer raakte of waar ik meer last van had: het feit dat kritisch meedenken -op dat moment, door deze purser- afgeserveerd werd of het feit dat deze leidinggevende -die mij ook nog eens op kwaliteit moet beoordelen- mij en mijn collega’s als alternatief dan maar een carrière als kassière bij de Albert Heijn toewenst of het feit dat ik dat ervoer als een belediging of het feit dat ik -erover nadenkend- het vervelend vond dat ik deze labeling als een belediging zag? Het laatste wat ik wilde, was denken dat mijn werk in de lucht ‘hoger’ zou staan in rang dan het werken ergens anders, ongeacht wat je doet.

 

Wellicht zie ik het verkeerd. Het zijn tenslotte allebei blauw gekleurde bedrijven. En laten we wel wezen: de sjaaltjes lijken verdraaid veel op elkaar. De opmerking echter, was wel heel erg gemakkelijk gemaakt. Bevalt het je niet? Dan ga je toch ergens anders werken, maar dan wensen we je geen promotie toe, maar vooral een degradatie: dat vinden we dan wel zo passend en dat geeft ons weer een goed gevoel. Dat is de boodschap. Weg met die luis in de pels. 

 

Bijzonder eigenlijk. Ik heb wel vaker feedback gegeven in mijn carrière. Toen ik als sales vertegenwoordiger voor de farmaceutische industrie pillen verkocht en na enige overweging besloot, dat mijn ziel hier geen positieve energie van kreeg, koppelde ik dat naar het management terug. Wat werd er toen hard gewerkt mij ‘binnen’ te houden.

 

Ook op een zogenaamde KLM CAP-dag die -omdat er behoorlijk wat grieven waren ontstaan-, georganiseerd werd om juist die éénbanders de ruimte te geven hun hart te luchten. Maar toen men de deur op een kier zette door te vragen om transparantie viel er een doodse stilte. Ik heb oprecht gewacht, om me heen gekeken, nóg even gewacht en toen het woord genomen. 

Een uurtje later kwamen er leden van het management opnieuw de ruimte binnen: ‘Renske Dragt? Waar is ze?!’ Ik dacht dat mijn laatste blauwe uurtje geslagen had. Ook toen heb ik even gewacht met het opsteken van mijn vinger, maarja….er was er maar één in die kamer met die naam en dat was ik. Gelukkig mocht ik wederom blijven en kreeg een cadeau als ‘dankjewel’ voor mijn opbouwende, verbindende maar ook scherpe kritiek. Desalniettemin heb ik geleerd dat er niets zo erg stinkt als mijn eigen angstzweet. Keer op keer denk ik dan: ‘Waaròm? Waarom houd ik nou toch niet mijn mond? Die ontembare neiging om woorden schriftelijk of verbaal te uiten?’ Laat iemand anders maar een keer zijn nek uitsteken! Maar nee, dat is dan toch niet helemaal hoe het werkt in mijn leven.

 

Ik heb de onstuitbare drang om in het leven ergens in te kunnen (willen) geloven. Ik wil geloven dat waar er gewerkt wordt met de laarzen in de modder, de feedback van juist díe mensen, als de meest waardevolle feedback gezien wordt, die je kan krijgen als bedrijf, als organisatie of als samenleving. 

Want eventjes…..zij staan daar! Zij zien het, horen het, voelen het en ervaren het. Omarm de kritiek die je dan terug gekoppeld krijgt, want het is niet alleen ter behoud van de motivatie van je eigen personeel dat zich gezien en gehoord wil voelen, maar binnen je core business levert het ook nog eens de meest cruciale inzichten op. De kwalitatieve inzichten die er toe doen, wanneer je met mensen werkt. En laten we wel wezen….eigenlijk is dat dus in íedere branche het geval!

 

Een klein jaar later kom ik dezelfde purser tegen in het bemanningencentrum. Ze kijkt diepongelukkig en is duidelijk een heel stuk zwaarder geworden. Ik plaats onze aanvaring in een ander licht: wellicht was er even geen ruimte voor kritiek, zat de emmer al te vol en was het even na een vlucht van een kleine elf uur, genoeg geweest voor die dag. Ergens weet ik dat dit geen argument is. Toch is ook dít onderdeel van ons mensenwerk. Herkennen, inleven en inschatten welke ruimte er op dat moment strategisch gezien gebruikt kan worden en wanneer het de goede impact heeft.

 

Door alles wat er de afgelopen jaren gebeurd is binnen de luchtvaart, maar ook met alles wat er zich op dit moment afspeelt door het schrappen van vluchten in een opgebouwd netwerk en de invloed die dat heeft op het personeel, hoop ik oprecht dat er iemand is (met de laarzen in de modder) die kan blijven verwoorden wat dát met het KLM personeel doet…..en dan hoop ik ook dat het antwoord vervolgens een ander soort opmerking mag zijn dan een verwijzing naar die andere blauw geüniformeerde…..

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Reanimatie: KLM procedure redt een leven

‘Is dat nou een pop?’

‘Nee! Daar ligt iemand! Stóp!’

Waar we de ene seconde rustig onderweg waren naar onze hardlooplocatie, gaat de auto nu volop in de ankers. Ik spring uit de auto en ren de weg over naar twee benen die uit de berm steken. ‘Kak!’, denk ik. ‘Daar gaan we dan, Renske.’

Ik ga op mijn knieën in het gras naast hem zitten en draai de man op zijn rug. Foute boel.

‘Meneer, meneer! Hoort u mij?!’ Ik schud aan zijn schouders, tik ferm tegen zijn gezicht: maar nee, dit is niet goed. Zijn gelaatskleur is grijs en grauw, zijn mond staat een beetje open en hij staart de hemel in. Alle stoplichten lichten op naar rood. 

‘Dit is niet goed!’ roep ik naar mijn vriendin. Wat oudere mensen zijn ook uit hun auto gestapt. ‘Kunt u helpen?’, roep ik hen toe. Ik hoop stiekem dat ik dit niet alleen hoef te doen, want wat weet ik nou eigenlijk? Kan ik dit nog wel? Maar nee, dit is het dan.

Ik ben A (Actie). Ik heb 14 keer een AED-training gehad, 14 keer de ABC-procedure gevolgd en mijn reanimatiewerk op een dummy-pop geoefend. De ‘shake and shout’ gedaan, ademhaling gecheckt, de AED-gehaald, de plakkers geplakt, ‘clear’ geroepen met mijn armen wijd zodat geen publiek in de buurt erbij kan komen, 30 keer pompen, 2 keer hoofd naar achter kantelen, neus dicht en beademen, door met op tempo pompen. Maar….dat is nu bijna drie jaar geleden.

‘Ik bel de ambulance!’, roept mijn vriendin. Ze haalt ondertussen snel nog even haar zonnebril over de mond van de meneer in de hoop dat er damp op het glas ontstaat, maar bevestigt daarmee wat we allebei weten: er is geen ademhaling. Ze wordt door te bellen met 1-1-2 de C (Communicator).

Ik knoop de blouse van de man open, leg mijn handen over elkaar, vind de plek op de borst en start met het indrukken van de borstkas. 1,2,3,4,5,6…..op tempo, door naar 30. Doe ik dit wel goed? Wat vervelend dat er mensen bij staan te kijken. Is dit wel voldoende? 

De twijfel en allerlei gedachten vliegen, terwijl ik door blijf drukken, door mij heen. 

‘Zal ik helpen?’ Een vriendelijk ogende meneer buigt zich naar me toe. ‘Ik heb dit vaker gedaan en heb ervaring. Goh! Ik ken deze meneer!’ Hij neemt plaats aan de andere kant. Op zijn knieën in het gras aan de andere kant van de patiënt is hij onze reddende engel. Onze B (buddy).

Hij neemt het reanimeren over. De meneer op de grond maakt een snurkend, ademend geluid. Ik juich: ‘Ja! Daar is hij weer!’ Samen leggen we ‘m op zijn zij, zodat de ademhaling zijn werk mag doen. Maar helaas, het is direct duidelijk dat dit het toch niet is. Hij ademt niet door. Terug op de rug en verder met reanimeren.

C heeft contact met de ambulance, die onderweg is. Ze geeft het advies door dat we om de 2 minuten de reanimatiebeurt zullen moeten ruilen. Maar de Goden zijn met ons. De ambulance en de politieauto arriveren bijna tegelijkertijd. ‘Ga maar rustig door’, zegt de broeder kalm. Hij en de ambulancezuster pakken de AED-spullen. De AED-plakkers komen me bekend voor. Het witte onderhemd van de man wordt in een seconde kapot geknipt, plakkers geplakt, ruimte gemaakt en de shock wordt toegediend. De politie neemt het reanimeren van ons over. Onze ABC-procedure is afgerond.

Wanneer ik het reanimerende apparaat van de ambulance het werk zie doen, weet ik: Ik zat lang niet diep genoeg. Maar meer nog: ik heb een debriefing nodig. Heb ik de KLM-procedure gevolgd? Wat ben ik vergeten in deze ABC-procedure? Wat had ik nou eigenlijk ook alweer moeten doen? Waar zit de ruimte voor verbetering? Hoe zat dit spontane team in elkaar en hebben we het goed (genoeg) gedaan?

De politie neemt de gegevens van mij (A) en van mijn onbekende maatje (B) op. Alles staat op scherp bij mij. Ik observeer nette, fris geknipte koppies bij de relatief jonge politieagenten en er schiet een vreemde gedachte door mij heen: ‘Zou de politie uiterlijke appearance net zo belangrijk vinden als dat wij altijd vinden in de lucht?’ In gedachten vermaan ik mijzelf: ‘Renske, waarom denk je dit op dit bizarre moment in vredesnaam?’

De politieagent is nog steeds bezig met reanimeren, terwijl zijn collega onze antwoorden opschrijft. En ik denk: ‘Zou dit ook zijn eerste keer zijn? Krijgen deze mannen ook een debriefing? Hoe voelen deze mannen zich nu? Die hadden vanochtend bij de opstart van de dienst ook vast niet gedacht dat ze twee uur later aan het pompen zouden zijn….’ 

Bij mijn vraag: ‘Krijgen we nog te horen hoe het met deze meneer af gaat lopen?’ weet ik het antwoord eigenlijk al. In de luchtvaart haalden we ook het onderste uit de kan. Mensen met epilepsie, narcolepsie, TIA’s, diabetes-aanvallen, ik heb ze allemaal voorbij zien komen. In de ABC-procedure renden we ons uit de naad, handelden we naar eer en geweten en deden áltijd, áltijd onze stinkende best.

Om na afloop de passagier van boord te zien gaan en te weten dat -op het moment dat hij of zij de vliegtuigdrempel overgaat- je nooit teruggekoppeld zal krijgen of al jouw harde werken, al jouw moeite, de beelden die zich op je netvlies hebben vastgekleefd, überhaupt de moeite waard zijn geweest. 

‘Nee zeker, hè? Privacy wetgeving?’, vul ik gelijk maar in. De politieagent kijkt een beetje meewarig en bevestigt: ‘Nee helaas, zelfs wij als politiemensen krijgen dat niet teruggekoppeld. Op het moment dat de ambulance het overneemt of als we iemand bij het ziekenhuis hebben afgezet, horen we er niets meer van. Zo zijn de regels nu….’.

In één klap denk ik: ‘Wat een bizarre wereld is dit toch!’ Het grauwe gezicht van de man in de berm schiet steeds over mijn netvlies, terwijl hij met een drukkussen op zijn borst wordt afgevoerd in de ambulance. Wij moeten onze weg vervolgen. En dan wat? Doen alsof het niets is? Loslaten? In de krant zoeken of er een overlijdensadvertentie staat? 

Dit kan het toch niet zijn. 

Thuisgekomen ga ik de procedure na. Ik wéét dat ik iets gemist heb in de procedure. ‘Ah, daar is het al!’, zeg ik hardop in een lege keuken tegen mezelf: ik had verwacht dat B op zoek zou gaan naar de AED, want dat gebeurt er in een vliegtuig. Maar ja…..we waren niet in een vliegtuig, hè? We waren op de straat, in een berm en er was aanvankelijk geen B.

Maar er is meer. Ik heb geen tien seconden de tijd genomen om te observeren. Mijn oor boven de mond te houden om te luisteren en te kijken naar een op en neergaande borstkas of het gebrek daaraan. Ik heb met mijn zintuigen geobserveerd en direct geconcludeerd. Mijn C heeft met haar zonnebril ‘move’ mijn conclusie in een mum van tijd bevestigd en ik ben overgegaan tot handelen. Dat waren echt geen tien seconden….

En toen? Toen stond ik daar in mijn keuken. En miste ik mijn KLM-collega’s……Ik miste een ‘blauw’ gesprekje, het begrip, de (h)erkenning, de empathie en het na afloop van een incident ‘debriefen’ met gelijkgestemden. Lang leve de privacy-wetgeving! Lang leve het fatsoenlijk afronden van een incident met impact!

Maar daar waren jullie dan toch, lieve KLM’ers. Dankzij een kort berichtje op Crew Life after Flying Blue, kreeg ik mijn de-briefing. Van jullie, lieve KLM’ers. Vliegend personeel dat handelt wanneer dat nodig is. Vliegend personeel dat ervaring heeft als ‘manusje van alles’ in de lucht. Vliegend personeel dat zorgt, aan de bak mag bij incidenten en nooit teruggekoppeld krijgt wat de uiteindelijke afloop is. Jullie waren mijn debriefing. En mijn hart liep over.

Vijf dagen later hoor ik stemmen in de gang en staat B opeens in mijn keuken. ‘Ja, ik hoorde je je gegevens geven aan de politie en zoals je weet, ken ik de meneer die we hebben geholpen, dus ik kom je goed nieuws brengen…..Hij heeft het gered, hoor! Het is een wonder, maar de volgende dag is hij wakker gemaakt en kan praten, lopen, alles…..het lijkt erop dat hij dit volledig zonder schade overleefd heeft!’

Kippenvel op mijn armen en een intens gevoel van dankbaarheid vult mijn hart. Dankbaarheid voor de jarenlange (jaarlijkse) training van de KLM. Dankbaarheid voor de kennis om te handelen. Dankbaarheid voor een ABC-procedure die mogelijk werd door iedereen die bereid was aan te pakken en op eigen wijze een bijdrage te leveren. Dankbaarheid voor ambulancepersoneel. Dankbaarheid voor politiepersoneel. 

Dankbaarheid voor deze goede afloop. Dankbaarheid voor het leven: dat soms zo intens ingewikkeld en gecompliceerd kan zijn, maar wanneer het erop aankomt en een mensenleven voor je neus op het spel staat, mensen aanzet tot verbinding, actie, daadkracht, teamspirit en empathie.

KLM’s ABC-procedure: Je werkt! Ook vanuit de lucht op de grond!

 

 

 

 

 

 

 

  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De blauwe superstess heeft geen slaap nodig

‘Mijn God, wat ben ik moe!’ Mijn oppasmeisje ploft op de bank neer. Haar benen zijn gebruind, haar haar is door de zon lichter geworden en ze ziet er allesbehalve echt moe uit. Stralend vertelt ze over haar reis van Kroatië terug naar Nederland. Heerlijk was het! Er even uit te zijn, de warmte van de zon op je gezicht te voelen, het heldere zeewater te bewonderen, maar vooral ook de zaligheid van de totale ontspanning en de gezelligheid die met een vakantiegevoel gepaard gaan. 

‘Opgeladen door de vakantie, maar doodmoe van de reis’, is het statement. Ze stond tenslotte om half drie ‘s nachts naast haar bed om met het vliegtuig terug te reizen naar huis. ‘Half drie, Renske! Ka-pot ben ik!’

Ik glimlach mijn oppas minzaam toe. Dit gesprek heb ik al vele malen vaker mogen voeren met mensen die af en toe een keer een vliegreisje maken. De totale vermoeidheid door het reizen met het vliegtuig en de dreun die een jetlag met zich meebrengt, raakt de nietsvermoedende passagier ‘lekker hard’. Tegelijkertijd ziet men mijn baan als stewardess -waarin dit de norm is en geen uitzondering- als een vakantiebaan. Want: ‘Heerlijk! Mag je weer weg?! Lekker met de billen op het witte zand liggen ergens? Wat een luxebaan heb je toch!’

Na een enkele reis waardoor ‘de burger’ zich gesloopt, uitgeknepen en kapot voelt, denk ik alleen maar: ‘mietjes’. En realiseer ik me des te meer dat een passagier zich nooit en te nimmer een oprechte voorstelling kan maken van de fysieke belasting die bij het leven in de lucht en de functie van cabinepersoneel hoort. 

Ik realiseer me wat de rol van het dragen van het uniform hierin is. Een uniform behelst zoveel meer dan alleen het gevoel van eenheid (uniformiteit), betrouwbaarheid en veiligheid weer te geven. Het aantrekken van een uniform leidt ook tot het bedrijfsmatig ‘kleuren’ van de persoon die het uniform draagt. De stewardess is niet meer een vrouw (een mens) die het blauwe pak draagt, maar ineens is zij de blauwe superstess, die het bedrijf representeert. Dat blauwe pak laat zien dat wij niet moe te krijgen zijn, niet ziek te maken zijn, nooit last hebben van een slecht humeur of een dagje tegenslag ervaren. Trek het pak aan en je transformeert tot een blauwe superstess, waar nog net geen flapperende cape achteraan wappert terwijl je het gangpad doorsuist!

Tegelijkertijd realiseer ik me dat dit niet alleen voor het blauwe KLM-pak geldt, maar net zo goed voor politieagenten, defensiepersoneel, verplegers en bijvoorbeeld zorgverleners die hun ‘gekleurde’ uniform dragen. Een uniform als barrière tussen de professie die je uitoefent en de mens die je bent. Een barrière waardoor we soms ‘de mens’ in het uniform even (lijken te) vergeten. Naar hen opkijken als zijnde onze redder, onze vraagbaak, onze alwetendheid wanneer we als leek het zelf allemaal even niet meer weten. Het uniform dat de mens ‘anoniemer’ maakt.

Het tegendeel is natuurlijk waar. In dat blauwe pak, achter dat opgestoken haar en die parelknopjes in de oren, achter de opgemaakte ogen en de gloss op de lippen, zit een persoon, die (net als ieder mens van vlees en bloed) moe wordt en ‘op’ raakt. Soms is de superstess zo met het uniform verbonden dat alleen een blik op dat blauwe pak een golf van vermoeidheid, het zuur op de kaken en trillende handen, met zich meebrengt. Letterlijk. De oplossing is om het uniform dan in de diepste diepten van de kleerkast te verbergen. Vooral niet naar kijken tot de volgende reis zich weer aandient.

Niemand van de passagiers die dit ziet. Niemand die -naar alle waarschijnlijkheid- zich er ook voor interesseert. We houden namelijk de façade van deze onoverwinnelijkheid graag in leven. Het is ‘part of the job’: een uitruil tussen een avontuurlijk leven en de prijs die je ervoor betaalt door fysieke (en uiteindelijk soms mentale) belasting. Dus we glimlachen minzaam als we weer een: ’Dat jullie nou nooit last hebben van een jetlag, hè?’ van een passagier krijgen en houden het imago dapper in stand.
Negen uur vooruit in de tijd, 48 uur op locatie, net een beetje gewend aan het tijdsverschil, terug naar huis, nacht overslaan, 32 uur wakker, drie dagen vrij, zeven uur achteruit in de tijd, 24 uur op locatie, terug naar huis, nacht overslaan, 22 uur wakker, drie dagen vrij, vijf dagen op Europa, drie dagen tussen drie en vijf uur in de ochtend eruit, twee dagen vrij en ga zo maar door en door en door en door…..

In Alblasserdam vond van de week een drama plaats. Een foto van twee politieagenten die troostend een arm om een huilende vrouw heen hebben geslagen, vulde de media. Het raakt mij. Ik zie drie mensen, waarvan twee een donkerblauw uniform dragen. Het uniform straalt professionaliteit uit, een professie waarnaar je je kan wenden als het werkelijk mis gaat, als er dreiging is. En ik denk: ‘ik hoop maar dat iemand zich hiervoor interesseert’. Dat dit ‘part of the job’ is. Maar dat we niet vergeten dat deze agenten, in dit uniform, geen anonieme entiteit zijn, maar mensen van vlees en bloed. Mensen waar de adrenaline doorheen schiet, trauma op het netvlies zal staan en die empathisch in hun hart geraakt zijn.
Dat we daar even voor stoppen. Een moment bij stilstaan….een troostende schouder bieden, een goed gesprek aangaan, even in alle oprechtheid vragen: ‘Kan ik iets voor je betekenen?’ In plaats van almaar door en door en door…..Een uniform verbergt zoveel. Maar het stopt bij de wens om achter die façade, achter die professionaliteit, achter het uniform dat zo graag anoniem lijkt te maken, de mens te willen blijven zien. De aannames die we doen, zijn tenslotte zo makkelijk gemaakt. Tegelijkertijd ook zo makkelijk te weerleggen…..mits we er naar zouden vragen.

Vliegen tussen hoop en haat

De hemel is blauw, de zon komt weer door en langzaam vult de lucht zich met de eerste lentegeuren. Tsjoh! Wat zijn we hier allemaal hard aan toe: aan sneeuwklokjes, narcissen, bomen in de knop en druk nestelende vogeltjes in de vogelhuisjes en onder de dakpannen. Het is de tijd van hoop, de tijd van nieuw leven en van groei en dat in tijden waarin soms alle hoop vervlogen lijkt en het leven dat we dachten te kennen onder grote druk staat.

 

‘Ik weet niet wat het is, maar ik voel me niet blij’. ‘Er zit iets dreigends aan te komen’. ‘Ik voel me ongelukkig, gestrest, er trilt iets in de lucht’. Zomaar een paar opmerkingen die tot mij kwamen de afgelopen weken. 

De oorlog in de Oekraïne doet beelden op ons netvlies branden. Beelden die niemand wil zien. Oorlog is in ene heel dichtbij. Een derde wereldoorlog niet meer ondenkbaar. Kerngeweld met een druk op een knop, een optie. 

Ook bij Up in the Sky wordt de intensiteit en frequentie van artikelen over militaire voertuigen en de luchtmacht in het bijzonder duidelijk meer. Waar defensie eerder onderaan de interesse-keten van de publieke opinie leek te bungelen, is het nu ‘de trend’. 

In het dagelijks leven zou de in militair uniform geklede man of vrouw in ene niet meer met de nek aangekeken worden, maar misschien zelfs wel een ‘dankjewel’ toegefluisterd krijgen. Hoe snel kan de beeldvorming veranderen!
 
De trend  van jarenlange bezuinigingen waardoor defensie ‘letterlijk’ en ‘figuurlijk’ werd uitgekleed, gevechtsscenario’s met een ‘pief, paf, poef’ geroep werden neergezet, terwijl onze leiders willens en wetens bleven wegkijken, is de trend nu een verschuiving naar termen als ‘urgent’ en ‘noodzakelijk’, want de vijand zou zomaar ineens voor de deur kunnen staan om ons Nederlanders als een stelletje kleuters het in de broek te laten doen.

Zoals in het interview met de gevechtspiloten in de Top Gun week duidelijk gesteld werd: 

 

Burgers vinden het moeilijk om te zien dat de vrede en veiligheid die defensie hun geeft, verbonden is met de welvaart die er in Nederland is. Nederland is een handelsland. Nederlanders moeten begrijpen dat als Nederland zo hoog op de lijst van exporterende landen staat, je dat te danken hebt aan een zekere stabiliteit. Die stabiliteit kan je alleen bereiken als je defensie op orde is. Er kan geen handel zijn als er ergens oorlog is. En er kan geen handel zijn als je niet als respectabel land in de wereld te boek staat. Dat zijn dingen die hand in hand gaan. Maar de Nederlander ziet dat niet, voelt dat niet, omdat mensen dat in tijden van vrede moeilijk vinden. Ze kunnen niet voorspellen wanneer defensie daadwerkelijk wèl ingezet moet worden. 

Interview van Up in the Sky met twee voormalig luchtmachtvliegers van Defensie



Maar wacht eens even: hoe kan dit nou?! We staan toch niet voor niets op 4 mei netjes op De Dam met z’n allen? Even twee minuten stil zijn en dan weer door met Netflix? We hadden toch afgesproken ‘Dit nooit weer?’ 

Basterds……Barbaren……Rotrussen! Dat ze ons luxe leventje zo bruut durven te verstoren! In ene stijgen de prijzen voor brandstof, voor voeding, voor alles wat we kennen. Al die vooral witte vluchtelingen die we binnen onze landsgrenzen en sommigen zelfs in ons eigen huis een plekje gaan geven. En mijn vakantie ‘durf’ ik momenteel ook even niet te plannen, want je weet het tenslotte maar nooit. Voor je het weet, vliegen de raketten je om de oren en moet je met je badhanddoekje rennend het strand verlaten. 
Tsja…ik stel me bij een vakantie dan toch wel iets anders voor. Zo zonde van de centjes, zonde van de energie en ook de kinders zouden toch wel erg schrikken. Je wilt toch even kunnen ontspannen en zeker na de afgelopen twee jaar die toch ook écht niet makkelijk zijn geweest…..

 

Beste lezer: de vogeltjes vliegen met takjes rond. Nestjes worden gebouwd, eitjes worden gelegd.  Defensie krijgt een boel centjes meer, maar (ondanks jarenlange lobby en waarschuwingen in de richting van ons democratisch gekozen kabinet) veel te laat. En daarmee gaan we dit allemaal voelen. 

 

Ik hoop hiermee dat we het écht állemaal mogen voelen. Iets van de afgelopen twee jaar…..’samen’… of zoiets. Hoewel niemand die gezamenlijkheid werkelijk zo gevoeld heeft. We zijn op alle fronten gepolariseerd, gefragmenteerd, verwijderd, ontheemd en van elkaar losgeweekt. Ook al zijn er Haagse politici die hun wenkbrauwen tot aan hun haargrens optrekken en pretenderen geen flauwe notie te hebben van enige polarisatie wat dan ook. Of armoede dan ook. Of onderwijsachterstanden dan ook. En ga zo maar door. Hoe dan ook: een verdeelde samenleving maakt een gemakkelijke prooi voor onze vijand. 

Hoewel: ik heb de Russen die ik tijdens al mijn vliegende jaren aan boord mocht ontmoeten toch altijd als behoorlijk vriendelijk, rustig en benaderbaar ervaren. Mits er soms wat drank geschonken mocht worden, uiteraard. Trouwens, de Oekraïners ook. Zowel in de benaderbaarheid als in het schenken van de drank. Om heel eerlijk te zijn: ik had altijd moeite om het verschil te zien tussen de Russen en de Oekraïners…..het zijn toch ook broedervolken? 
Misschien wel een beetje zoals tussen Nederlandssprekend België en onze Brabanders. En nu we het er toch over hebben, eigenlijk kon ik het met de Afrikanen, Latino’s en Chinezen ook best goed vinden. Als je maar blijft luisteren naar, blijft praten met elkaar….


Maar eerlijk is eerlijk, er ís natuurlijk wel degelijk een verschil tussen de Russen en de Oekraïners. Al was het alleen al om het feit dat er in de briefingkamer voor de aanvang van de vlucht over gesproken werd dat je als stewardess niet de vergissing moest maken om ‘Spasiba’ te zeggen tegen een Oekraïner. Dat zou namelijk als een belediging opgepakt kunnen worden en daarmee de rest van de vlucht een stuk lastiger kunnen maken. Hoe goed onze de-escalerende skills dan ook getraind zijn. Het feit dat dat benoemd moest worden, duidt op de spanningen die er al decennialang zijn.
Ook al is een vergissing soms menselijk. Want tjsa…..de passagiers aan boord lijken namelijk wel degelijk op elkaar. Dus waar gewerkt wordt, worden daarmee soms fouten gemaakt.

En dus vlieg ik tussen hoop en haat. Geen idee meer wie ik nu daadwerkelijk ‘moet’ haten. Het haten van mijn mede-mens blijkt een ingewikkelde zaak als hij of zij in ene voor mijn neus staat en ik een gesprek met die persoon zou mogen voeren. Daarom vestig ik mijn hoop (en laat die niet ijdel zijn) op genuanceerdheid. Genuanceerdheid in het uiten van een mening, in het hebben van gedachten, in het voeren van een gesprek….

 

De vogeltjes vliegen, nestjes worden gebouwd en de temperatuur stijgt, uitzicht op een heerlijke lente: Binnen mijn cirkel van invloed vraag ik u, beste lezer: blijf vriendelijk, blijf genuanceerd en laat liefde -niet de haat- uw hart vullen. Het is namelijk zo zinloos. En met alle spanningen die er toch al zijn, maakt het kiezen voor genuanceerdheid het leven een stuk aangenamer. Neem uw verantwoordelijkheid hierin: Doe en wees lief. Dan doen we dat samen. Écht samen.

 

 

De bont en blauw geslagen stewardess

Door de deur heen hoor ik een mompelende mannenstem, gevolgd door nog een mannenstem. Een vrouw schreeuwt, het gaat mij door merg en been. Ik hoor nog een harde gil en daarna is het weer stil…… Mijn hart klopt me in de keel. Ik voel me intens nerveus en ijsbeer door een kamer zonder ramen. Ik zit nu al een dik half uur opgesloten in een hok. Een deur scheidt mijn gevoel van gevangenschap met een andere donkere ruimte waar ik nog geen weet van heb. Er vallen klappen. De kamer waarin ik vertoef ruikt naar het ergste zweet: angstzweet.

Ik ijsbeer verder, heen en weer: drie meter naar voren, drie meter naar achter. Mijn armen maken schijnbewegingen in de lucht. In mijn hoofd oefen ik alle scenario’s die ik onder deze druk nog kan bedenken. Ik ben de laatste van tien opgesloten vrouwen. Negen vrouwen zijn mij voorgegaan. Alle negen met een eigen, ander verhaal. Kwetsbaar. Pijnlijk. Rauw. Herkenbaar.
De kreten die mijn oren het afgelopen half uur hebben bereikt, zijn de storytelling van het leven. Bij sommigen klinkt de doodsangst er doorheen. Sommige verhalen zijn mij verteld, andere verhalen waren te erg, te hard, te traumatiserend om er woorden aan te geven. Maar de ogen spraken voor zich. Ik raad het verhaal. En dus sta ik vanavond hier. In een zwart hok. Met een missie…

Na een 5-daagse reis landde ik vanochtend vanuit Taipei in Amsterdam. Ik ben dus nu al meer dan 32 uur wakker, maar vanavond staat er nog iets op de planning waar ik niet onderuit kan komen en onderuit wíl komen. Een examen dat de sleutel moet zijn voor mijn eigen gevoel van veiligheid.
De afgelopen maanden heb ik getracht een Krav Maga training te volgen. Een training die op mijn pad kwam, omdat excessief, agressief gedrag van passagiers in de lucht steeds frequenter voorkwam. Ik bedacht dat ik maar beter uit voorzorg kon weten wat te doen, hoe te handelen, als ik er met mijn woordenschat niet meer uit zou komen. En daarom sta ik nu hier: als enige stewardess tussen negen andere vrouwen, die hun angst, hun trauma tegemoet treden met kracht.
Door mijn vliegende leven heb ik vijf van de tien lessen gemist, maar dat geeft niet. Mijn motivatie zal dat gemis moeten gaan opvullen. In dit hok. Waarin mijn voorgangsters in de duisternis aangevallen worden door vijf verschillende mannen, in vijf verschillende scenario’s. Als hekkensluiter neem ik mij voor recht te doen aan deze vrouwen, recht te doen aan mijzelf.

Na een ijzingwekkende stilte gaat de deur open. Het lichaam van de trainer vult de deuropening: ‘Ben je er klaar voor?’ We kijken elkaar aan en ik knik. Ik vraag: ‘Even voor de duidelijkheid: alles is toegestaan?’ Ik hoor de trilling en de zenuwen in mijn eigen stem, maar voel me ergens ook vastbesloten. Ondanks de jetlag, ondanks het gemis van enkele trainingen gaat dit mijn moment worden. ‘Ja, Renske, alles is toegestaan. Je kent het codewoord als je écht wilt stoppen. Volg het circuit, ik ben vlak bij je. Go!’

Ik doe een paar stappen de duisternis in. Vanuit het donker verschijnt een lange gestalte. “Jij daar! Jij gaat nú met mij mee. Méékomen!” De adrenaline in mij bereikt direct een hoogtepunt en waar ik als stewardess zo goed in getraind ben, gaat het nu meteen helemaal mis. Ik de-escaleer dit gedrag totaal niet. Ik gooi in plaats daarvan olie op het vuur. Ik blaf van me af en geloof dat ik deze man zelfs een mafkees heb genoemd. Ik zie hem twijfelen: Was dit de bedoeling van de opdracht? Gaat hij hiermee akkoord? Is dit nu de-escalerend werken, communicatief zijn?
Nee. Zeker niet. Dit is een perfect voorbeeld van dat je kan trainen wat je wil, maar tegelijk kan falen onder druk. In een ‘freeze, flight, fight’-modus, wordt het mij duidelijk welke van de drie ik pak in dit scenario: ik doe een agressieve ‘Wat nou!’-stap richting hem en hij druipt af. Ik wéét dat ik niet gewonnen heb. In real life had ik het tegendeel bereikt, had ik mijn eerste blauwe oog te pakken gehad. Ik, die zo sterk met woorden kan zijn, heb in deze oefening alle foute communicatie skills gepakt die er mogelijk zijn en heb klassiek gefaald. De-escalerend werken onder fysieke dreiging? Ammehoela!

Tijd om hier spijt over te hebben en over na te denken, krijg ik niet. De volgende man dient zich aan. Hij grijpt mij hard bij mijn onderarm en sleurt mij mee. Maar in plaats van tegen te stribbelen, volg ik in wat mij geleerd is: ik leun mee en ‘bijt’ hem keihard in zijn arm. Gewonnen.

Ik loop verder. Het is nog steeds stikdonker, maar ik begin er een vreemd soort van genoegen in te krijgen. De volgende is ‘aan de beurt’. Hij probeert mij bij mijn middel naar beneden te werken. Ik sla mijn hand tegen zijn gezichtsbescherming aan. Hij gaat om. En ja, terwijl hij op de grond ligt, trap ik in zijn kruisbeschermer. Ik trap. Ik ram. Ik sla erop los.
En dat bij nóg drie heren die volgen. Ze hebben het allemaal gevoeld. 

Dit ‘lieve vrouwke’ rekent af met issues die haar als vrouw, nee….als méns, hebben geraakt. Wat begon als een cursus zelfbescherming die ik –in het geval van absolute nood en wanneer er écht geen verbale uitweg meer is- zou toepassen in de lucht, werkt in ene bevrijdend en als de beste therapie. 
Ik trap van me af voor het meisje van tien dat zich de pleuris schrok door ‘de hijger’ die ze aan de telefoon kreeg en die haar allerlei onverwachte, maar zeer persoonlijke vragen stelde. Ik ram erop los voor het meisje van 13 dat op haar fiets werd lastig gevallen en daardoor doodsbang werd om langs groepjes jongens te fietsen. Ik bijt letterlijk van me af voor de jong volwassen vrouw die altijd bewust scannend over straat ging op het moment dat het begon te schemeren. Ik ram voor de keren dat ik in het vliegtuig door passagiers ongewenst aangeraakt werd of me op de route niet veilig heb gevoeld.
Maar eerlijk is eerlijk, het gaat nog veel verder. Deze keurig opgevoede dame, die van huis uit heeft geleerd ‘hoe het heurt’, laat zich voor deze ene keer even helemaal gaan. Ik had per slot toch van tevoren toestemming gevraagd.

Ik trap alles eruit. Als allerlaatste van een groep beschadigde, doodsbange, getraumatiseerde vrouwen die ieder met een eigen reden Krav Maga doen, ben ik de hekkensluiter en ik wil hen eer aandoen. ‘Going out with a Bang’ krijgt een nieuwe lading. Dus ik trap, ram en stomp: tegen ongelijkheid, tegen kleinering, tegen aannames, tegen machtsverhoudingen, tegen seksueel misbruik, tegen álles wat vrouwen minder recht geeft op ‘mens zijn’ dan mannen. Ik krijg ze om m’n oren, maar raad eens? Zij meer.

De volgende dag sta ik op uit mijn bed, helemaal stram. Mijn armen zitten onder de blauwe plekken, de wreef van mijn voet, waarmee ik tegen een gezichtsbescherming heb aangetrapt, is beurs en gezwollen. Ik kan de blauwe vingerafdrukken op mijn lichaam niet meer tellen. Tegelijkertijd krijg ik de grijns niet van mijn gezicht. Ik ‘pik’ het niet meer.

Verrassend voor een verbinder? Ze leek zo lief…..

Voor degene die dit leest en verrast is door mijn wellicht onverwachte, niet zo verbindende en polariserende verheerlijking van geweld: tijdens mijn vliegjaren werd cabinepersoneel elke drie jaar één dag getraind op het omgaan met agressiviteit. Elke drie jaar komt er óf een kapingstraining óf bijzonder excessief gedrag van passagiers voorbij. Eén dag. In drie jaar tijd. Verbaal de-escaleren is hierin áltijd de modus. Niets meer, niets minder.

De agressie, die passagiers aan boord van een vliegtuig in de afgelopen jaren tentoon spreiden, is enorm toegenomen. Het was al een rap stijgende lijn vóór 2020, maar met alle maatregelen, frustraties en machteloosheid om het Corona-beleid is het de pan uitgestegen. De stewardess als de gede-humaniseerde, de vuilnisbak. Je kan er van alles naar schreeuwen, van alles tegenaan spuien en het liefst ongenuanceerd en als extra toetje op een klap, een beet of een schop cadeau trakteren. Gede-humaniseerd.
En wanneer de boel escaleert, kan met een beetje geluk de wereld meekijken omdat er altijd wel iemand aan het filmen is geslagen. Fijn! Al het commentaar achteraf wat het bemanningslid ‘beter’, ‘anders’ had kunnen doen: “Ze worden er toch op getraind?!’ Of: ‘Daar moet je maar tegen kunnen, hoor!’

Genormaliseerd gedrag, dat we als mensen toch echt niet normaal zouden moeten vinden. Verharding, die we een plek geven in onze omgangsvormen als ware het, het nieuwe normaal. Maar het ís het niet.
Vechten zodat je je veilig mag voelen. Vechten zodat je rechtvaardigheid voelt. Vechten om gelijkwaardigheid te voelen. Maar waar woorden niet meer volstaan, is vechten dan het antwoord?

Wanneer abnormaal gedrag, normaal wordt gemaakt, wanneer de stewardess tot een ‘blauw pak’ wordt gemaakt, wanneer de mens tot een vrouw wordt gemaakt en de vrouw tot het slachtoffer, kortom: wanneer wij woorden gebruiken die de persoon, de mens eruit halen, zullen mensen die vechten opstaan. Vechtend voor hun verhaal. Vechtend om gezien te worden. Om gehoord te worden. Vechten om mee te mogen doen in gelijkwaardigheid. 

Wanneer Renske verkracht, aangerand, misbruikt, gediscrimineerd of in elkaar geslagen wordt, komt het binnen…..Wanneer mijn naam verandert wordt in een term als ‘een vrouw’ haalt iedereen de schouders op en gaat men door met leven.
De kracht van woorden. De kracht van verbinding. De kracht van willen luisteren naar elkaar en elkaar als méns, een mens met wáárde, willen zien: daarvoor zal ik blijven vechten. De Krav Maga beproeving was een overwinning. Een overwinning op mijn keurigheid. Een overwinning op mijn woede over zoveel onrechtvaardigheid in deze wereld. 

Maar wanneer ik de wereld waarin wij met z’n allen leven opnieuw zou mogen inkleuren, zou ik het doen. Dan zou ik bij elk onrecht dat we elkaar nu aandoen, elk gevecht dat wij nu voeren, elke ongenuanceerde opmerking die we naar elkaar maken, elke verharding en verwensing die we ‘die ander’ toeschrijven, een eigen naam van een geliefde die dichtbij staat, ervoor in de plaats zetten. 

Eens zien hoe ánders dat voelt en of het geweld dat we tegen elkaar gebruiken door het persoonlijk te maken en er een naam aan te verbinden, ons gede-humaniseerde mensen, de verbale en fysieke wapens doet laten neerleggen.

Of dit nu in de luchtvaart is of op de grond……


 

 

Geen stewardess meer

Mijn elfjarige dochter is bezig met het maken van haar familiestamboom. Haar blonde hoofd is gebogen over een groot vel wit papier. Haar wangen kleuren rood door de ijver en nauwkeurigheid waarmee zij zich kwijt aan de deze taak. Onder alle namen staan de beroepen en bezigheden van haar familieleden. Opa, de 747-piloot, een oom, de A320-piloot, nog een oom, de JSF-piloot. Het duurt dan ook niet lang of de vraag die ik wel verwachtte, wordt gesteld: “Mama, wat heb jij eigenlijk voor beroep? Wat zal ik zeggen?”

Ik twijfel over een antwoord. En mijn hoog sensitieve dochter pakt dat direct op. “Schijfster, mam? Je baan als adviseur? Iets in de politiek anders? Antropoloog? Of zal ik maar gewoon zeggen dat je stewardess bent?”

“Nee!”. Dat laatste triggert mij. “Nee, lieverd. Mama is zéker geen stewardess meer.” Het is de keiharde waarheid. Ik ben in november 2019 gestopt met vliegen. Sinds die tijd heb ik alle nachten (op een enkel tripje na) in mijn eigen bed geslapen. De wekker gaat deze twee jaar (op een paar werk-gerelateerde uitzonderingen na) op fatsoenlijke tijden. Ik eet met regelmaat en aan tafel: niet vechtend tegen de slaap om drie uur ‘s nachts en leunend tegen een galley-blad aan. Mijn huidige werkdag start (in principe) tussen half negen en negen uur. Niet om 1 uur in de nacht, vier uur in de nacht en de derde dag om half drie in de nacht. Ik drink mijn koffie met collega’s of -dankzij het coronabeleid- thuis, niet met een verbrande tong door te veel haast of -met afgrijzen- een koude bak, omdat er een belletje is afgegaan van een passagier. 
De enige bagage die ik momenteel draag is mijn laptop en een rits aan paperassen. Geen extra ondergoed en een tandenborstel voor een ‘you never know’ -situatie in mijn opzettas. Een telefoon en portemonnee volstaan, want aan het einde van de dag ben ik nog steeds binnen de Nederlandse grenzen. Ook is er niemand die de bagage midden in het gangpad voor mijn voeten dropt en verwacht dat ik de kilo’s wel even naar boven hijs. 
Ik beweeg veel te weinig. De auto en het OV brengen me nu naar de bestemming: de laag vet op mijn onderbuik getuigt daarvan. ‘Hallelujah voor het thuiswerken!’ 

Geen gangpaden als catwalk meer, of eindeloze luchthavens die nog bewandeld mogen worden, terwijl de kilocalorieën eraf vliegen. 
De mensen die ik nu binnen mijn werkveld spreek zijn vriendelijk, hebben kennis van zaken en hebben intrinsieke motivatie. De collega’s die ik in mijn vliegende leven in het werkveld sprak zijn minstens net zo bevlogen en hebben ook een intrinsieke motivatie, maar hebben tegelijkertijd al menige bezuiniging moeten doorstaan. 

“Nee lieverd, mama is zeker geen stess meer….”

Mijn rooster was normaliter een maand van tevoren wel bekend. Op een enkele uitzondering na bleef dat rooster dan ook intact. Ik heb niet hoeven dealen met roosters die om de haverklap veranderden, met hotel quarantaines, eenzame opsluiting terwijl je helemaal niet ziek bent, of vluchten die in het teken staan van verbinding en service terwijl je barstende hoofdpijn krijgt van het mondmasker in een tóch al droge vliegtuiglucht. Ik heb ook geen stress gehad over het wel of niet behouden van mijn baan…..
De collega’s spraken elkaar (bij uitzondering) aan op hun ‘performance on the job’. Niemand sprak over het wel of niet innemen van malariapillen….. Malaria….tsjoh! Daar kan je me toch ziek van worden! 

“Nope. Ik ben geen stewardess meer”.

Maar wat ben ik dan wel? Wie ben ik? Ik begeef mij op het pad waar ik al mijn hele leven loop: ik heb geen idee. ‘Vroegah’ was het heel normaal om je identiteit te koppelen aan het beroep dat je had. “Ik ben piloot”, “Ik ben verpleger”, “Ik ben ICT’-er”, “Ik ben juf”.

Bén je dat dan? Is dát dan hoe je jezelf definieert? Ik bén een beroep, ik ben een bezigheid, een bepaald salaris, een opleidingsniveau. Wanneer ik op mijn sterfbed lig en reflecteer op mijn leven, is dan het beroep dat ik zal noemen wat mij zal kenmerken? Mij zal definiëren als mens?

Nee. Ik denk oprecht van niet.

Op mijn sterfbed zal ik reflecteren op mijn gedrag, op de wijze waarop ik mij gehouden heb op de momenten dat het er werkelijk toe deed in het leven, de schade die ik anderen berokkend heb, de spijt die ik heb over niet gebruikte kansen, maar ook de liefde die ik voel voor de mensen die mijn pad hebben gekruist.

De rest doet er weinig toe.

Waarom blijven we hier als mensen dan zo hardnekkig in volharden? In het neerzetten van mensen op basis van hun beroep, op basis van hun opleiding of salaris. Het ontneemt je de kans om meer te zijn dan dat alleen. Andersom geredeneerd, haalt het de wind bij iemand anders onder de vleugels die ook zoveel meer is dan precies passende in het uitgezette hokje. 

Ikzelf heb dit onrecht, deze machteloosheid ervaren toen ik vloog en hoogopgeleide vrienden mij vroegen ‘wanneer ik nou toch eindelijk eens iets serieus ging doen met mijn leven’ of juist precies andersom, toen mevrouw De Passagier met haar dochter voorbijschoof, haar neus snoof en haar dochter vertelde: ‘Kijk, dit is nou wat je wordt als je niet goed je best doet op school’.

Ik zie het in mijn huidige werk, waarin ik gastcolleges heb mogen geven en examens heb mogen afnemen bij bevlogen MBO-studenten luchtvaartdienstverlening. De strijd, de machteloosheid van het ‘af geserveerd worden’ door de samenleving, omdat je ‘maar’ MBO doet. Ik merk het op in de gesprekken die ik voer met gemeenten over radicalisering en polarisatie. Wanneer mensen etnisch geprofileerd worden, letterlijk af geserveerd worden op basis van hun achternaam, wanneer inwoners uit achterstandswijken komen, armoede ervaren, multi-problematiek ondergaan waar ‘wij’ geen weet van hebben: de boosheid, de hopeloosheid, die dat met zich meebrengt. 
Het bewust buitensluiten van mensen, het niet laten meedoen in de Nederlandse maatschappij en daarbij dan als mede-Nederlander de gedachte koesteren dat dit ‘okay’ is. Ik verkeer in de overtuiging dat deze ellende, zich uiteindelijk tegen ons allen zal keren. Want de jeugd maakt (of breekt) straks onze eigen toekomst. En beleid is zinloos wanneer niemand meer praktisch of adequaat kan handelen.

’Labeling’. Als er iets is wat ik u (en mijzelf) daarom wens voor 2022 dan is het wel dat we als mensheid afstand nemen van het in kaders plaatsen van andere mensen. Het denken dat we wel weten hoe iemand anders is, denkt, filosofeert of –nog erger- iets wel of niet kan (!) op basis van onze eigen, vooringenomen aannames. Die wijzende vinger, waarbij in dezelfde hand er drie vingers zich naar onszelf toekeren.

In de woorden van Metallica: 
‘Point the finger, slow to understand.
Arrogance and Ignorance go hand in hand’.

Mijn dochter fronst haar wenkbrauwen en is niet tevreden met mijn speech. Er moet in haar stamboom tenslotte een ‘label’ geplakt worden, anders is het niet kloppend meer. 

En ik denk bij mezelf: Pech. Daarvoor ben je dan ook nog maar elf. Een brein in ontwikkeling. Mijn vleugels zijn gekortwiekt: ik ben geen stewardess meer. Maar wat ik al die jaren heb gedaan in de lucht zet ik voort op de grond. De basis van mensenwerk in geschrift en praktijk op de voorgrond zettend: een basis van verbinding en van vertrouwen. 
Een basis waarin het ont-kaderen, het mogen meedoen en elkaar vinden op basis van gelijkwaardigheid en in de diversiteit van ons mens-zijn, dé pijlers in onze samenleving zijn. De fundering van onze democratie van beleidsmatige paperassen naar gezond verstand in de praktijk. Ik kan niet wachten op die persconferentie.

Ik wens u en de mensen van wie u houdt, een menswaardig 2022.

 

 

Stewardess vindt liefde bij biechtende priester

“The experience of pain or loss can be a formidably motivating force” (John C. Maxwell)

Langzaam wordt het donkerder in de cabine. Het begin van de avond breekt aan. Op mijn instappositie aan boord van de dreamliner geniet ik van de lichte kleurtjes in het plafond en probeer de rust te bewaren voor een lange vlucht naar huis die nog voor mij ligt. De dreamliner is het meest moderne vliegtuig dat wij in onze vloot hebben. De lichtjes kunnen aangepast worden van geel, naar mooi romantisch roze naar helder blauw. Wellicht nog veel belangrijker is dat in dit type vliegtuig het airconditioning-systeem vermoderniseerd is, waardoor de lucht die je ademt gezonder is en je je fitter voelt bij aankomst. Persoonlijk blijf ik dat een moeilijk te meten bewering vinden, want afgedraaid voel ik me toch wel. Maar ik probeer het toch positief te benaderen door mijn geest te laten denken dat ik me nog veel slechter had gevoeld op een ander type toestel. “Kun je nagaan!”, roepen we onderling als collega’s dan maar naar elkaar.
Op deze vlucht naar huis is de vliegtijd een kleine tien uur. De stoelen vullen zich met mensen en ik begroet iedereen beleefd bij de deur en probeer te helpen bij vragen of als de stroom van mensen stagneert. Een lange man, met zwarte broek en zwarte blouse aan bereikt mijn gezichtsveld. De stoelen zijn bijna allemaal al gevuld en hij passeert mij met een kleine reistas, op zoek naar zijn stoel. Het plaatsen van de bagage in de bakken is voor deze beer van een vent geen enkel probleem. Hij steekt overal bovenuit en heeft goed zicht op waar de laatste plekjes nog zijn. Vanuit zijn hoogte kijkt hij zuchtend neer op zijn stoel aan het gangpad. Hij zucht eens diep en schudt een klein beetje met zijn bruine lokken. Wanhopig kijkend draait hij zich naar mij toe en wenkt. Ik zet me een klein beetje schrap en lopend door het gangpad bereid ik het te verwachten gesprekje alvast voor in mijn hoofd. Het blijft altijd naar om teleurstelling te moeten verkopen. En ja hoor, daar komt het.
“Excuse me ma’m, is this flight full?” Ja meneer, deze vlucht zit tot aan de laatste stoel, inclusief alle klapstoelen die we vrij hebben gegeven voor familieleden van collega’s, helemaal vol. Ik merk plots zijn witte boordje op dat stralend uitsteekt op zijn zwarte kledij en besluit hem net dat beetje extra empathie te tonen. Deze priester is een indrukwekkende verschijning. Ik benoem zijn lengte en zeg hoe diep het mij spijt dat ik helaas echt geen enkel alternatief voor hem heb. Wel is hij altijd welkom bij ons in de keuken om even een praatje te maken, maar vooral ook om zijn benen te strekken. Zuchtend gaat hij zitten. Ik knijp even in zijn onderarm en zet mijn meest empathische gezicht op. “I am truly sorry, sir”. Dit wordt voor deze man een lange vlucht.
Snel vervolg ik mijn ronde door de cabine. Het is bijna tijd om te vertrekken en de hectiek bereikt zijn hoogtepunt. Ik loop via de achterste keuken helemaal naar de voorkant van het vliegtuig, onderwijl de laatste bagagebakken sluitend en de laatste instructies gevend aan mensen bij de nooduitgangen. Mijn weg bereikt nu de comfort zone. Een plek in het toestel waar net even iets meer beenruimte te vinden is. En tot mijn grote verbazing zie ik daar ‘mijn’ troostpriester zitten op een middenstoel. Bijna extatisch voor deze man dat hij toch nog een ander plekje heeft weten te bemachtigen, loop ik naar hem toe en juich hem toe voor de extra comfort van het vliegen voor de komende nacht. De priester kijkt mij bijna wantrouwig aan en ik krijg een zeer gematigd antwoord terug. Een beetje lamgeslagen door het gebrek aan enthousiasme en het gebrek aan connectie met mijn berepriester, vervolg ik mijn weg maar weer naar achteren. Om daar mijn knuffelpriester alsnog op zijn gangpadstoel aan te treffen. Ik weet dat de katholieken goddelijke machten kunnen hebben, maar dit sloeg alles en even ben ik uit balans. Ik barst in lachen uit en besluit mijn ervaring toch maar even met de priester te delen, al was het alleen maar om hem in ieder geval een klein beetje aan het lachen te krijgen door mijn dommigheid. Ik buig door mijn knieën en op ooghoogte vertel ik hem dat ik net een andere priester die “werkelijk waar meneer, precies op u lijkt”, heb gefeliciteerd met zijn comfort stoel. Het mag het leed in deze stoel niet verminderen, maar misschien vindt meneer het wel leuk te weten dat er een exacte replica van hem aan boord van dit toestel zit! Inclusief beroepskeuze! De priester buigt langzaam maar zeker voor deze vloedgolf aan enthousiasme en antwoord: ”That’s my brother”.
Ik ben onthutst. Niet alleen twee superlange, mysterieus in zwart geklede en zeker ook knappe mannen aan boord, maar ook nog eens familie van elkaar. Zowel in familiare lijn als op spiritueel gebied met elkaar verbonden. Ik benadruk nog eens dat ik het onwerkelijk vind en dat hij straks zeker maar even langs moet komen in de galley om de benen te strekken. In alle eerlijkheid weet ik niet of mijn enthousiasme hem totaal beangstigde of dat hij er stiekem een beetje om kon lachen. Ik vermoed het eerste, want hij heeft de rest van de vlucht nog geen teen in de keuken gezet. Gelukkig de comfort priester wel. En daar start dit verbindende verhaal.
Langzaam maar zeker vult mijn keuken zich gedurende de vlucht met Kroatische passagiers. De een nog langer dan de ander. En met een priester die geanimeerd aan het kletsen is. Donkerbruine haren, donkere ogen en een nette baard met een zeer vriendelijke uitstraling. De drempel is laag, dus ik vertel ook deze priester over mijn vergissing bij het instappen. En ik krijg wat ik zo graag ervaar. Een bulderende lach en een bevestigend antwoord. We raken aan de praat en hij neemt mij mee op reis in zijn familiegeschiedenis. Voordat hij begint, stelt hij mij voor aan nog een lange man, nog een broer, maar deze zonder wit boord. Vanuit mijn lengte kijk ik met geknakte nek omhoog naar deze grootheden en ben onder de indruk. Oprecht onder de indruk. De robuustheid van deze mannen, de priesterkledij, de sfeer die ze uitstralen, alles boeit mij tot in mijn ziel. En wanneer de priester vertelt dat hij nog twee andere broers heeft, waarvan er nog een priester is geworden, kan ik niet anders dan vragen naar het verhaal achter dit verhaal. Vijf broers, waarvan er drie priester zijn geworden. Aantrekkelijke, vriendelijke mannen, waarvan mijn vrouwenhart alleen maar kan denken dat het echt heel jammer is voor de vrouwelijke populatie op deze wereld dat deze mannen gekozen hebben voor het priesterschap. Ik kan het dan ook niet laten dit hardop te zeggen. De jongste broer luistert vriendelijk naar ons gesprek. Hij vertelt dat hij net pas dit jaar heeft besloten af te zien van het priesterschap. In plaats daarvan zal hij aankomend weekend trouwen met een meisje uit het dorp waarmee hij is opgegroeid. Ik knijp ook deze broer in zijn onderarm om hem te feliciteren, terwijl ik bijna een weesgegroetje in mijn hoofd voel oppoppen. En dat voor een van oudsher protestantse.
De comfort priester snapt mijn vragen hierover. En hij vertelt over zijn moeder, die ook aan boord van het toestel zit. Deze vrouw heeft alle vijf jongens alleen opgevoed, nadat hun vader door een tragisch ongeval om het leven kwam. De jongens waren nog erg jong toen dit gebeurde. De jongste broer werd zelfs pas drie maanden na deze tragiek geboren en heeft zijn vader daarmee dus nooit gekend. Het was zwaar, heel zwaar. Ook omdat hun vader zijn eigen grootsheid had, door als Olympisch roeier zilver te winnen. Een atleet. Een grote man, net als zijn zonen. Hun moeder besloot al haar vertrouwen aan het geloof te schenken. En elke dag hebben zij als gezin overleefd op basis van het vertrouwen dat God voor hen zal zorgen. Dit, met tot resultaat dat drie van de vijf zonen deze basis willen terugschenken aan de wereld door als priester en als rolmodel voor de mensen in nood het leven door te gaan.
Op mijn beurt vertel ik de priester als in een vlaag van confessie over mijn eigen vader, die zijn vader ook op jonge leeftijd verloor. Mijn opa was in de veertig toen hij weggenomen werd door een auto-ongeluk. Er bleven zeven kinderen achter, waarvan de oudste mijn vader, die toen net eenentwintig was. Het jongste kind was nog maar net vier jaar oud. Ook mijn oma vond haar kracht in het geloof, al was het in dit geval het protestantse geloof. Maar ik kan de verbindingen tussen deze gezinnen niet ontkennen. Het drama en de impact die samenkwamen met het wegvallen van de ankers binnen deze gezinsstructuren. De overlevingsstrategieën die het met zich mee heeft gebracht. En het verdriet en tegelijk de liefde die in de ogen van deze mannen zichtbaar is. Het leven dat geleefd wordt door de gebeurtenissen van het verleden. En hoe alles onlosmakelijk met elkaar verbonden lijkt. Verleden, heden, toekomst. Spiritualiteit in de lucht, terwijl wij op tien kilometer hoogte door de hemel schieten. Met een priester die mij vertelt dat God er altijd voor iedereen wil zijn, alle mensen vergeeft en dat je altijd terug kan keren naar hem. Er schiet een brok in mijn keel. Ik ben niet van de religie. Ik ben niet van het preken voor een geloof. Ik geloof in goedheid en in liefde alom. En ik geloof dat wij mensen daar onze grootste uitdaging in hebben. Maar deze vriendelijke, prekende priester raakt mijn hart. En ik zou zo met hem een koffietje willen drinken om meer te weten te komen. Niet over zijn geloof, maar des meer over zijn leven en dat van zijn broers.
Vlak voor de landing loop ik snel nog even naar de broer toe die van het weekend zal gaan trouwen. Ik heb een mooi keramisch huisje voor hem en zijn aanstaande, als herinnering aan deze vlucht. In dankbaarheid nemen ze het aan en de moeder van de heren wordt erbij gehaald. Ik complimenteer deze vrouw met haar goede werk als moeder. Ik heb kennis mogen maken met een paar mannen die trachten de wereld een betere plek te maken. En dat is ter verdienste van haar kracht, haar wezen en opvoeding. Zij vraagt mij of ze mij een knuffel mag geven. En terwijl ik mij oplaad tussen deze twee liefdevolle armen en ik na afloop door twee priesters en een derde broer uitgezwaaid word bij de gate, realiseer ik me wederom hoe menselijke verbondenheid cultuur, religie en gender overstijgt en zich manifesteert wanneer je bereid bent naar elkaar te luisteren met een open hart en te zoeken naar het verhaal achter het verhaal.

KLM's onverwachte meerwaarde: Virtuel Reality

Ik geef gas. Als een volleerde driver draai ik mijn stuur van links naar rechts. Grote, blauwe KLM-toestellen staan geparkeerd op het platform van Schiphol. Op snelheid, manoeuvreer ik mezelf tussen al dat prachtige blauws door. 
Scherpe bocht naar rechts, omhoogkijkend naar de cockpit, terwijl ik ondertussen de correcte afstand probeer te bewaren tot het toestel. Ik draai mijn hoofd, kijk snel nog even naar achter om te checken of er verkeer aankomt, maar dat is niet het geval. Gas op die plank! ‘Whoohoooo!! Goooo!!’ Het bruist in mij. Hoe vet, hoe cool dat ik hier tussen al dat vliegende verkeer mijn eigen blauwe KLM-auto mag besturen! Wat een geluksvogel ben ik toch….

Ineens is het donker. De lampen op Schiphol gaan aan en er is mist. Ik zie bijna geen hand voor ogen en neem gas terug.

‘Zullen we het dan nu maar afronden?’ Ik hoor een stem vanuit een parallelle wereld mij terugroepen naar de werkelijkheid. ‘Nee!’, roept iets in mij. ‘Laat me nog heel even spelen! Nog heel even opladen! Nog eventjes genieten…..’

Ik ben vandaag te gast bij de Virtual Reality-afdeling van de KLM. Eerlijk is eerlijk, mijn ‘korte’ kennismaking met Chris Koomen, Virtual Reality- specialist en grondlegger van VR bij KLM, duurt nu al een kleine drie uur. Hij heeft mij te pakken in zijn wereld, terwijl hij niet kon weten dat ik, eenmaal enthousiast, niet snel loslaat.

Ik heb net al in de cabine met halon een brandje geblust. Tegelijkertijd heb ik geprobeerd een passagier tot rust te brengen, toen die kuchend en boos mijn kant op kwam. Ik heb kollosale fouten gemaakt in mijn benadering. Ik merk het: ik ben er al even ‘uit’.
Voor het eerst in mijn leven heb ik ook een aviobridge mogen aansluiten bij het vliegtuig. Sommige van de lezers halen hier misschien hun schouders bij op en zullen denken: wat is daar nou boeiend aan?
Maar het is de sfeer. Met een bril op mijn hoofd, waan ik mij oprecht ín de brug. Ik kijk door het zijraampje en zie het toestel, de raampjes, de wing, het logo van de KLM op de staart. Ik kijk door de brug naar achteren, ik voel bijna de koude van een vroege ochtendwind door de brug heen gaan en ik verwacht elk moment een stroom aan passagiers of (misschien nog wel leuker) mijn crew die zich bij mij zal voegen voor nieuwe avonturen.

Ik sta op Schiphol-oost in het kantoor van Chris Koomen, VR- specialist bij KLM, maar ik ben van de wereld, uit deze wereld, in een nieuwe wereld waarin letterlijk alles mogelijk is.

Met een zucht geef ik de witte bril met de blauwe KLM-letters terug aan Chris. Wat was dit vet….en verontrustend tegelijkertijd. Deze realiteit, die geen realiteit is.
Mijn lichaam beweegt zich op wat mijn brein denkt te detecteren. Maar wat mijn brein ziet, is er eigenlijk niet. Toch buk ik, loop ik, voel ik de adrenaline door mijn lijf heen schieten wanneer er actie te vinden is. In deze Virtual Reality wereld waande ik me oprecht terug bij de KLM.

Chris, die al met VR werkt sinds 1996, ziet dit keer op keer gebeuren. Hij is een expert op dit gebied. Of is hij inmiddels ook een expert geworden in het lezen van lichaamstaal? Want in een VR- wereld, waarin alles tot leven komt binnen een illusie, verhaalt het lichaam nog steeds de waarheid.
Nu ben ik een open boek, dus lijkt me dat geen hogere wiskunde. Met rode vlekken in mijn nek, een licht trillende rechterhand (want, oh jee….fouten maken en daardoor afgaan, mag natuurlijk niet) en mijn voeten stevig op de grond, valt er heel wat te analyseren, dunkt me. Maar Chris stelt gerust: VR geeft -als geen andere plek- dé veilige omgeving waar fouten gemaakt mógen worden.

Terug in de werkelijkheid kijken we samen vanuit het raam in zijn kantoor op Schiphol-Oost naar opstijgende blauwe vliegtuigen. Daar is het allemaal om begonnen. Bij Engineering & Maintenance leerde Chris hoe belangrijk het is om fouten te mogen maken. Maar nog meer, hoe belangrijk het is wanneer je fouten maakt, die te herstellen: zonder concessies te doen, zonder op te geven en met een enorm doorzettingsvermogen. Verantwoordelijkheid te nemen voor je eigen acties, je eigen nalatigheid, je menselijkheid als het ware. ‘Tsjoh’, denk ik, ‘daar zouden een boel mensen op hooggeplaatste posities nog van kunnen leren’.

‘Leg je niet neer bij iets wat niet lukt’, vertelt Chris. Wanneer ik hem vraag naar zijn verleden, vertelt hij over het niet mee kunnen komen binnen het onderwijssysteem. Hoe hij als kind op een school zat voor moeilijk lerende kinderen en later op het MBO zijn plek maar niet kon vinden. Dat hij, als autodidact, openstaat voor prikkels waarvan andere mensen geen weet hebben, maar waar hij met een enorme zucht naar kennis en met een wil om meer te willen zien dan wat het oog in eerste instantie laat zien, zich in wil zetten voor andere mensen. Want wat zien we nu eigenlijk écht in deze wereld? En hoe verwerken we wat we zien in ons brein, in ons denken en in de keuzes die we op dagelijkse basis maken? Iets om wakker van te liggen….

Chris zit tegenover mij. De woorden bijzonder intelligent, gedreven, inschattend en empathisch komen in mij op. Een man met visie en ambitie, want in een wereld van onbegrensde VR-mogelijkheden wil hij de allergrootste trainingsruimte ter wereld op zetten. Een trainingsruimte voor iedereen, of je nu hoog- of laagopgeleid bent, of je van een theoretisch kader houdt of lekker praktisch ingesteld bent. En ik geloof hem.
Omdat je juist in de VR- wereld complete gedragsveranderingen kan creëren. Een wereld van inclusie kan neerzetten. Omdat er in de werkelijke wereld nog steeds op dagelijkse basis fouten gemaakt worden zoals bijvoorbeeld de aanname dat ‘van waarde zijn’ en opleidingsniveau aan elkaar gekoppeld zouden zijn. Deze fouten mogen niet standhouden. 

Maar wat een verantwoordelijkheid! Hoewel ik graag het goede in de mens wil zien en daarin wil blijven geloven, bedenk ik me ook dat VR in de verkeerde handen een verkeerde kant op kan gaan. Welke droom breng je tot leven?

De droom van Chris is helder: VR moet gaan verbinden. Het moet ont-schotten, ons allemaal van ons eilandjes-denken gaan afbrengen, onze (onterechte) aannames over elkaar gaan parkeren. Hoe? Door gedragsverandering. Door VR in te zetten in alle lagen, van bestuur tot aan de werkvloer en door letterlijk bij elkaar in de keuken te gaan kijken. Door van elkaar te leren, omdát we van elkaar moeten, mogen en kunnen leren. Door terug te geven aan de gemeenschap.

Met gepaste trots mag ik daarom schrijven dat vanaf 11 november twee MBO-instanties onder de vleugels van de VR-afdeling van KLM zijn gestart met het trainen van hun MBO-studenten in de luchtvaartdienstverlening. Een gouden take-off als je het mij vraagt, want ik heb binnen het MBO bij zowel de docenten als de studenten een enorme bevlogenheid, gedrevenheid en verbinding mogen ervaren. 

Ik weet ook dat die bevlogenheid er eveneens is bij het HBO en de universiteiten. Bij onze jeugd. Ik hoop daarom dat zij zullen volgen, dus: dat we samen zullen gaan voor een verandering in ons gedrag, een verandering in ons denken, dus ook in onze aannames over elkaar. 


KLM, wat een mooie rol ligt daar voor jou weggelegd in de nabije toekomst…..VR is de toekomst! En die toekomst is nú!

KLM: Business as usual...

Het is vroeg in de morgen wanneer wij aansluiten in de rij bij de check-in balie van KLM. Slingerend alsof we in de rij staan voor de Bobslee van de Efteling, komen we vijf rijen dik steeds dezelfde mensen tegen. Het is business as usual. Ik kijk naar de ietwat vertrokken, bleke gezichten. Met een vroege vliegtijd hebben we allemaal een zeer korte nacht achter de rug. Een gezonde spanning is wat ons verbindt. Hebben we niets vergeten?

Waar het vroeger ging om mijn oplader en mijn paspoort voel ik nu een lichte spanning of ik de juiste test gedaan heb en de juiste gezondheidsdocumenten kan overhandigen. Ik mag toch hopen dat de overheid niet nog net even op de drempel van mijn weekje ‘vrijheid’ een snelle verandering heeft doorgevoerd waardoor mijn vliegdrempel wordt verhoogd. Ik ben daar niet alleen in, want de strakke gezichten in de rij veranderen stuk voor stuk in stralende zonnetjes wanneer de koffers op de band weg gegleden zijn, de paperassen lijken te kloppen en er doorgelopen mag worden naar security. Nog even een ‘handen omhoog of ik schiet’ bij security, een gratis x-ray en het walhalla is daar…..

Muren gevuld met gestapelde Toblerones, dikke boeken om jezelf uren in te verliezen, de heerlijkste geurtjes van de parfumerie en de Swarovski-kristallen bij de juwelier geven de vertrouwde sfeer weer van ‘achter de linies’. Het is een wereldje op zich. Een paradijselijke wachtruimte, symbool staand voor het moderne kapitalisme waarin dromen en ambities samenkomen wanneer je er maar geld voor hebt, maar waarin je je even mag verliezen. Zo lang je maar op tijd bij de gate bent.

Te laat komen is geen optie. Dus een uur voor vertrektijd staan we met de hele familie braaf bij de gate waar we de blauwe 737-800 zien indraaien naar de parkeerplek. De cateringkar staat al in de buurt, wachtend tot de laatste passagier van de vorige vlucht boord is en de containers gewisseld kunnen gaan worden. De aviobridge komt in beweging en via het zijraampje observeer ik de ‘klop op de deur’ die markeert dat de purser nog eenmaal checkt of de slides disarmed zijn en het aan de buitenkant veilig is zodat de deur geopend kan worden. Wanneer de deur openslingert, komt de vloed aan passagiers die uitstapt op gang. Business as usual.

In mijn wachtruimte zie ik de twee mannen van de cockpit aankomen. Zij zullen onze vlucht gaan uitvoeren. De forward service door van het vliegtuig gaat ondertussen open om de vuile catering te wisselen met nieuwe, gevulde containers. Ik weet dat het daarom zal tochten in de brug. Gelukkig hebben de mannen van de cockpit geen rok aan, want als stess zou je -wanneer je een klokrok zou dragen- met een beetje pech een Marilyn Monroe effect kunnen creëren op dit soort momenten. Het zal koud en winderig aanvoelen in de brug.

Niet lang na de cockpit komen de stewardessen aan bij de gate-agent. De passagiers kijken op. Ik weet dat we elkaar observeren. Alleen zoeken we iets anders in elkaars aanwezigheid. De passagiers kijken naar het uiterlijk en de verzorging van de crew: de eerste tekenen waaraan de betrouwbaarheid (en misschien ook wel de vriendelijkheid) gemeten kan worden. De crew kijkt naar de sfeer binnen de groep passagiers, maakt de eerste verbinding door te groeten en probeert er eventuele ‘onregelmatigheden’ uit te vissen. Business as usual.

Wanneer de gate-agent aankondigt dat er ingestapt gaat worden, valt mij plots wat op. In plaats van als een kudde vee op het grondpersoneel af te rennen, blijven alle passagiers rustig zitten. Er wordt in zones ingestapt. Eerst is zone 1 aan de beurt. Langzaam maar ordelijk druppelen de passagiers door het poortje. Al snel volgen de volgende vier zones, tot dat ook wij (zone vijf) mogen gaan instappen. Niets geen gedrang, geen gewacht, maar orde…..alsof we in een vliegtuig stappen vol met Koreanen (want ja lieve lezer, díe mensen kennen een orde en rust bij het instappen, daar zouden wij Nederlanders nog veel van kunnen leren). Ik heb me trouwens nooit echt kunnen voorstellen welke goede gronden er zouden zijn om in een rij te gaan staan wachten. Maar goed, ik gun een ieder zijn plezier….of gematigde krachttraining.

Zoals verwacht is de brug frisjes. Maar aan het einde van de tunnel, staat ze dan: de blauwe vogel, die mij zo bekend is. Bij de instapdeur wachten de purser en een éénbander ons op. Ze blokkeren de toegang tot de cockpit (waarvan de deur dicht is bij het boarden), maar gezien de grootte van de galley -die in recentere jaren formidabel klein is geworden door het bijplaatsen van meer stoelen-, is dat niet eens bewust. De verwelkoming op deze vroege ochtend, is warm en hartelijk. Business as usual.

We lopen door de cabine. De stoelen zijn al gevuld met passagiers. De vlucht zit nagenoeg vol, met her en der een open stoel. Waar ik overwing nog een stess verwachtte, staat nu niemand. Wellicht in alle covid-ellende eindelijk iets positiefs voor de crew, want ik stond er vaak met geknakte nek onder de bins gepropt, totdat alle 180 passagiers waren ingestapt. Ik ben maar een kleine vrouw van nog geen 1 meter 58, waar het gros van de collega’s cruciaal veel extra centimeters meer kan tellen en zich dus nog verder moest opvouwen. Fijn! Eindelijk een pluspunt voor de werkzaamheden aan boord.

We vinden onze stoel en we nestelen ons bij het raampje. Met een dochter die TikToks’ en Insta’s maakt, gaan we he-le-maal los. Er is dan toch ook niets mooiers? Foto’s van de luchthaven, de vleugel met de KLM-letters op de wingtip, een selfie, een reel….ik geef het toe: we zijn in ons element en ook al is het nog geen kwart voor negen in de ochtend en hebben we er al een halve dag opzitten: we voelen ons blij! En is dat niet een mooie business die de luchtvaart dient? Het blij maken van mensen?
De stewardessen bewandelen het gangpad als een catwalk (just how I like it and how I used to do it), nemen hun demo-posities in, terwijl de purser het tempo van de demo-speech aanpast aan de demonstratie van haar crew. Ik kan dat waarderen: een leidinggevende die haar crew ziet. De leiding die zich conformeert aan de uitvoerders: wow, wat zou de werkende wereld in het algemeen daar nog veel van kunnen leren……

De veiligheidsriem, het zwemvest, de nooduitgangen, de gangpaden en de Safety on Board kaart passeren de revue. Business as usual. Bij het zuurstofmasker is er een extra attentie. ‘First pull down your face mask, befor placing your oxygen mask over your nose and mouth’. Ik kan niet anders denken dan: tsja, lijkt mij logisch…..maar ja, ik ga dan ook niet in een rij staan waarvan ik weet dat boarden nog moet beginnen. Dus okay, goed dat er een extra uitleg gegeven wordt voor sommigen van ons. Aan de andere kant…..wanneer iedereen gevaccineerd dan wel getest en negatief gelabeld is voor de aanvang van de vlucht: waarom dan nog steeds mondmaskers? We zijn dan toch allemaal in positieve zin negatief bevonden?

Ik zie de crew achter de mondmaskers zich in het zweet werken. De vlucht is vol. De service is een mij bekende EUR Long. Business as usual. Alsof er niets veranderd is in twee jaar tijd. Er wordt een sandwich en drinken uitgedeeld, afval weer opgehaald, nog een keer langs gegaan met koffie en thee en een heerlijk citroencakeje aangeboden. Note to self: neem niet drie citroencakjes, ook al biedt de stess het met liefde aan, want na aankomst op hoge hakken rondjes om de bagageband rennen om ze er weer af te sporten (iets met gezondheid, geloof ik) is toch niet echt sjiek.

Er is aandacht. Ik merk op dat bij de tweede ronde koffie- en theeschenken de stewardess raadt wat de passagiers in hun koffie hebben: ‘it was coffee with a bit of milk right, sir?’ En een: ‘Klopt het dat u samen reist met een meneer die aan de voorkant in het vliegtuig zit? Want hij is bezig met het oplossen van een kubus en vertelde mij dat jullie hier koning in zijn! Laat eens zien!’
Er wordt aan wederkerige story telling gedaan. De passagier vertelt zijn of haar verhaal. De stewardess deelt wat haar bezig houdt. Bestemmingen als Osaka en Bangkok komen voorbij. Er wordt jubelend verteld dat ze ‘in ieder geval weer soms van de kamer af mogen’. Dat ‘tutten uit de koffer’ verleden tijd lijkt, als er na twee jaar incasseren er eindelijk weer een mogelijkheid geboden wordt om onder de mensen te kunnen zijn. En achter die mondmaskers, lees ik de ogen van mijn voormalige collega’s. De ogen die mij vertellen dat het zwaar is geweest: deze afgelopen twee jaren. Dat het zwaar was om zoveel onzekerheid te moeten dragen over de zekerheid van je baan, van je passie, van je inkomen. Dat het niet fijn is om nog steeds te moeten knallen met een mondmasker over je gezicht wanneer je op dag vijf op en neer naar Napels gaat. Napels met een vluchtduur van 2 uur en 20 minuten, waarvan een groot gedeelte uitgevoerd wordt op 10 kilometer hoogte, maar waar 45 minuten instaptijd en 20 minuten uitstaptijd bij komt. Keer twee, want ze gaan op dezelfde dag ook weer naar huis terug met de volgende lading mensen.

Tegelijkertijd is er hoop. Wanneer we samen over de Alpen vliegen, word ik ouderwets enthousiast. ‘Kijk dan, lieverd! Kijk dan toch! Is er ìets prachtigers dan wat je nu ziet?’ Ik geef door aan mijn dochter wat ik aan duizenden passagiers heb doorgegeven. Het uitzicht op tien kilometer hoogte.
Het uitzicht dat een vliegtuigraampje biedt aan een ieder die het wil zien. De stess loopt langs. Ze staat stil en voelt mijn enthousiasme. Ik wijs. ‘Kijk dan, toch! Daar doen we het toch voor?’ Achter het mondmasker klinkt een diepe, voldane, rustige zucht en ze zegt: ‘My office has the best view’. Ik antwoord haar: ‘Het zijn de beste secundaire arbeidsvoorwaarden die je je kan bedenken. Vooral omdat ze niet op schrift staan.’ Ze knikt. Ik zie haar overwegen, denken en haar woorden afwegen.

‘Moet je het wel willen zien, hè?’ We knikken elkaar toe. We snappen elkaar. Haar uniform is blauw. Mijn jeans en mijn trui zijn donkerblauw. We zijn niet meer hetzelfde in onze rollen. Maar mijn God, dit gevoel, deze liefde voor de lucht zal niet veranderen.

Ze loopt verder. It’s business as usual.

'Wij' de Blauwe Familie

Ik heb een haat-liefde verhouding met facebook. Ik geef het eerlijk toe. In de uren die ik eraan verbrast heb, had ik een moestuin winstgevend kunnen maken, oudjes kunnen rondduwen in hun rolstoel, kunnen luizenpluizen op de basisschool van mijn kinderen of alle ramen van mijn huis aan de binnen én buitenkant glashelder kunnen poetsen….op wekelijkse basis.

Maar één voordeel heeft facebook zeker: het doet herinneringen omhoogkomen uit een verleden dat je zelf in deze snelle wereld niet meer bij houdt. ‘Pling! Je hebt herinneringen om op terug te kijken’.
Vandaag, twee jaar geleden, stond ik springend -zo zegt facebook mij- bij het Toronto logo. Werd ik zeiknat terwijl ik op een boot langs de Niagara Falls voer. Keek ik in de CN-tower vanaf 350 meter hoogte door het glas onder mijn voeten naar een gapende diepte onder mij. Dronk ik het meest overprize-de biertje bij een baseball game van de Blue Jays. Werd mijn brein geprikkeld door alle pracht en praal van ‘vroegah’ in het Casa Loma kasteel op de heuvel, uitkijkend over de baai. At ik fish and chips in een oergezellig café aan de haven. En bij al die momenten werd ik vergezeld door mijn collega’s. Mijn buddy’s voor die vlucht én voor het routeleven dat er mee gepaard ging.
Wat een geweldige herinnering! Wat een zegen dat ik deze herinnering heb mogen maken in een tijd voordat de wereld door het beleid ten aanzien van corona op zijn kop werd gezet. Wat hadden we het gezellig, wat waren we verbonden met elkaar, wat hebben we gelachen! Een familiegevoel, een gevoel van thuiskomen en van vertrouwd zijn met elkaar. De lucht die ons verbindt.

Niet voor niets wordt de KLM ook wel ‘De Blauwe Familie’ genoemd. Lief en leed wordt er met elkaar gedeeld. Ongekend open zijn we naar elkaar toe. We vertellen elkaar over onze relatieproblemen, opvoeduitdagingen bij onze kinderen, ambities om door te groeien binnen het bedrijf en de exotische hobby’s die we uitvoeren. We lachen samen, we kunnen samen huilen en er is altijd een schouder om even op te leunen. We creëren in een handomdraai een ‘wij-gevoel’. Ongetwijfeld zal het blauwe uniform daaraan ten grondslag liggen. Ongetwijfeld heeft de briefing voordat we samen de vlucht aangaan hierin een rol. We dragen dezelfde kleur, we spreken dezelfde taal. Verbonden door het beroep dat we uitoefenen, verbonden door de kleur van de luchtvaartmaatschappij waarmee we ons identificeren.

Het ‘wij-zij gevoel’ is in principe makkelijk te manipuleren. Namelijk: wij-vliegenden tegen de niet-vliegenden, de ‘gewone’ burgers. Wij-vliegenden versus grondpersoneel, ‘wij cockpit’ tegen ‘zij de cabine’. Maar bijvoorbeeld ook ‘wij KLM’ tegen ‘zij Transavia’, ‘zij Easyjet’, ‘zij Tui’. Een andere kleur uniform verandert het gevoel van identiteit. Met humor en een knipoog worden er namen aan gegeven die onze eigen identiteit versterken. Namen als ‘De KLEM’, ‘Trans-cavia’ en ‘Easy-slet’ refereren aan de groep waar wij zelf niet bij horen. Dat geeft een veilig, een vertrouwd gevoel. Want: ik hoor dan bij die ‘wij’ en die ‘wij’ is toch écht anders dan die ‘zij’.

Het ‘wij-zij’ gevoel biedt ons zekerheid, schenkt ons als het ware een gevoel van ergens bij mogen horen, duidelijkheid en geborgenheid in een verwarrende wereld, die steeds grilliger, steeds minder transparant en steeds ingewikkelder wordt. Wanneer humor de boventoon voert om verschillen aan te geven, kan er samen om gelachen worden. Wanneer de humor weg valt en de verharding de lijnen tussen ‘wij en zij’ verscherpt en tegelijkertijd het voeren van een dialoog ophoudt, zetten we samen in op een ‘collosal crash’.
Dan wordt de ‘wij’ groep een groep waartoe je behoort omdat je angst hebt voor de ‘zij’ groep, omdat je geen enkel begrip meer hebt voor de ‘zij’ groep, maar ook omdat je voelt dat ‘zij’ jou niet meer begrijpen en bewust jouw leven torpederen. Er is een cruciaal verschil. Een onoverbrugbaar verschil. Een verschil dat alleen wegvalt als die ander ervoor kiest in mijn ‘wij’ groep plaats te gaan nemen. De ‘zij’ groep de rug toe keert. Alleen dán kan ik me weer veilig voelen.

Maar vergis je niet. Ook in de ‘wij’groep zit diversiteit, een verscheidenheid aan meningen, een verschil van achtergrond, een manier van denken en van uitspreken. Net als in de ‘zij’ groep. En juist dáár zit nu de kracht. Op dit moment laten de meest sterke meningen zich horen. Er wordt geroeptoeterd, er wordt geschreeuwd, er wordt gegild. Maar realiseer je één ding: niemand luistert écht naar een roeptoeter, naar een schreeuw of naar gekrijs. Ze zijn er alleen maar tijdelijk van onder de indruk, maar ‘horen’ doen we niet. Waar mensen wél naar luisteren? Naar empathie, naar openheid die in rust en liefde wordt gedeeld, naar degene bij wie ze het gevoel hebben dat er een gesprek mogelijk is, waar zowel gesproken als geluisterd mag worden. Er wederkerigheid mag zijn.

Ik zie met lede ogen hoe de verharding zich verspreidt in onze samenleving. Ik kijk met lede ogen toe hoe deze verharding zich openbaart binnen de Blauwe Familie. Bij de verbinders pur sang. ‘Wij’ verbinden niet alleen bestemmingen, maar door onze unieke, open houding doen wij aan story telling……toch? We krijgen er zelfs ansichtkaarten voor mee aan boord. ‘Wij’ gingen en gaan op zoek naar het verhaal. Het verhaal van die ene passagier die ziek is, die te maken heeft met een overlijden, die het land wordt uitgezet, die liefdesverdriet heeft. ‘Wij’ gaan op zoek naar het verhaal bij die collega, die collega met wie we die bijzondere ‘klik’ voelen, waarmee we met tranen over onze wangen kunnen lachen, terwijl we kneepjes in de onderarm geven of een klap op de schouder uitdelen. De collega die het allemaal even niet meer zo ziet zitten, die in echtscheiding ligt, die ontspoorde kinderen heeft en altijd ruzie krijgt met de schoonfamilie.

De luchtvaart heeft bijzonder harde klappen gekregen in de afgelopen twee jaar. En dan heb ik het nog niet eens specifiek over het huishoudboekje van inkomsten en uitgaven. Ik heb het over dátgene dat ons verbindt, dátgene wat ons uniek maakt: onze gesprekstechnieken die in de afgelopen tijd verkruimelen door quarantaines en het leven achter mondmaskers. Het gesprek dat we voerden bij de ontbijttafels, in de galleys, tijdens de wandeling van de briefing naar de gate. Wellicht is de koek op na al die maanden van quarantaine, opgesloten zitten in de hotelkamer, met de onzekerheid van wat de toekomst zal gaan brengen en de eenzaamheid die ermee gemoeid is. Wellicht is de rek eruit.
Daarom pleit ik voor het ‘midden’. Niet voor de ‘wij’. Niet voor de ‘zij’. En zeker niet voor de bruggenbouwer die de ‘wij’ en de ‘zij’ nog meer podium geeft. Het midden -de gematigde- is hier goud waard. Het midden heeft een missie te vervullen. Niet in geschreeuw, niet in gekrijs en geroeptoeter. De kracht van het durven twijfelen, de kracht van het ‘niet zeker weten’, de kracht dat niemand het met stellige zekerheid weet, de kracht dat de enige wijsheid die we hebben is, dat de mens maar een stipje op de tijdslijn is. En dat de wereld de mensheid wel overleeft. 
Ondertussen kijk ik naar mijn facebook pagina. Krijg ik mijn laatste reizen als herinneringen ‘gepushed’. Wat heb ik me gedragen en geliefd gevoeld door al die collega’s. De liefde die er was in de galleys, in de gangpaden van het toestel en zelfs bij de toiletblokken. Ik realiseer me dit: al deze collega’s vliegen nog steeds. Deze collega’s zitten nog steeds met z’n allen in die briefing-kamer. Slaan nachten met elkaar over. En staan gezamenlijk op wanneer de veiligheid van het vliegen in het geding zou zijn. Stuk voor stuk. Allemaal.
Een gevoel van dankbaarheid voor de manier waarop ik zelf afscheid mocht nemen, overvalt me. Tegelijk maakt het me intens verdrietig dat we met z’n allen in deze positie terecht gekomen zijn. Wat er ook gebeuren zal, wat voor beslissingen er genomen gaan worden: Collega’s, waar het gesprek zich verhardt, vind je alleen maar verliezers. Aan beide kanten. Ga terug naar de kern en maak van de schreeuw, een gezamenlijk gefluister. Van de monoloog die niet landt, terug naar de dialoog, waar we allemaal weer veilig mogen en kunnen landen. Sterkte.

De 'K' van Kwetsbaarheid

De ‘K’ van Kwetsbaarheid De mooiste vlinder die ik in mijn leven ooit heb gezien, was de blauwe vlinder in Panama. Een grote vlinder met diepblauwe en zwarte kleuren. Heel toepasselijk, want ik verloor mijn hart niet alleen aan deze vlinder, maar ook aan de luchtvaart die daaraan verbonden was: luchtig, vliegend, ongrijpbaar, maar oh, zo prachtig. De luchtvaart en KLM in het bijzonder, zit in mijn DNA. Ik ben ermee opgegroeid. Blauwe vliegtuigen en blauwe KLM-huisjes boven op de servieskast bij ons thuis en een vader die met regelmaat het uniform (inclusief pet) aan deed en dan dagen van huis was. Als achtjarig meisje beleefde ik mijn eerste cockpit moment. Dat mocht toen namelijk nog. Met papa en de NLM mee, naar Londen. Later veranderde de F-28 in de Boeing 747 en werd het een jaarlijks uitje, waarin ik tussen die veilige blauwe vleugels mijn eerste stappen zette in de grote, wijde wereld. Ik leerde andere culturen kennen en kwam in aanraking met zoveel meer dan de groene weilanden, omrand door strakke sloten, dat wat we Nederland noemen. Mijn studiekeuze (antropologie) heb ik gemaakt naar aanleiding van een KLM-reis naar Delhi, India. Dankjewel, KLM. Deze Delhi-reis en de studie die daarop volgde heeft mijn leven, maar ook de wijze waarop ik de wereld ben gaan zien, veranderd. In positieve zin. Was ik bestemd om deel te gaan uitmaken van de KLM? Nee, zeker niet. Bij elke bocht die mijn vader maakte met de Boeing 747 om koers te zetten naar een fantastische bestemming, zette ik mijn nagels in de handpalmen van mijn handen. Ik kan dus wel zeggen dat ik vliegangst had. De schietgebedjes die vervolgens de hemel ingeschoten werden, met loze beloftes aan een almachtige daarboven dat ‘wanneer ik nu veilig aan de grond zou komen, ik nooit, nooit meer een voet in een vliegtuig zou zetten’ bleken zelfverloochening. Op 26-jarige leeftijd besloot ik alsnog ‘een jaartje’ te gaan vliegen. Om in plaats van te backpacken, het logischer aan te pakken: ‘op tempo’ de wereld te gaan zien. En daar is maar één ding voor nodig: het scoren van je ‘wings’ bij de KLM. En dat lukte…. Mét vliegangst, dat dan weer wel. Maar hoe meer ik vloog, hoe meer ik bekend raakte met de deining op de wolken en de beweging van het machtige moederschip. En zo kon ik van een angst een deugd maken: begrip tonen naar andere mensen met vliegangst, want ik wist maar al te goed hoe dat voelde. Mijn hart kleurde langzaam steeds blauwer. Het blauwe uniform, maar ook de blauwe toestellen die de mensen die vliegen met elkaar verbindt. Het is en blijft mijn inziens de meest fantastische kleur, wanneer het aankomt op de marketing van een luchtvaartmaatschappij. Deze kleur vertaalde zich vervolgens weer naar de term ‘het blauwe hart’ en ‘de blauwe familie’. Het blauwe hart klopte bij mij en de blauwe familie was de reden dat ik doorvloog. De crew aan boord van een toestel kent elkaar in principe niet en tóch wisten we het iedere vlucht gezellig, kameraadschappelijk en verbindend met elkaar te maken. Voor elkaar en voor onze klant, de passagier. Hoe dan? Door vanaf het allereerste moment oprechte interesse in elkaar te tonen, naar elkaar te luisteren, elkaar aan te kijken, maar vooral ook door het cruciale voornemen je beste beentje voor te zetten. Jezelf van je beste kant te laten zien. Juist door de kortstondigheid van het contact werd dit des te belangrijker. Na een kleine veertien jaar vliegen, besloot ik mijn vleugels terug te geven. Na het indienen van een verzoek tot ontslag en in het laatste half jaar van mijn ‘luchtige’ leven heb ik niet één vlucht kunnen doen zonder een traan te laten. Aanvankelijk dacht ik dat het verdriet wel minder zou worden. Maar naarmate de maanden vergleden, de laatste reizen gepland werden en de woorden ‘thank you for your loyalty’ in mijn rooster verschenen, vielen er niet alleen meer tranen, maar werd het zelfs een groot verdriet: ongegeneerd, hikken en brullen geblazen. Mijn laatste reis in actieve dienst voltrok zich eind oktober 2019, een kleine twee jaar geleden. Corona was er al wel, maar niemand had er toen echt van gehoord. Het leven was mooi en voelde goed. We stonden met elkaar in verbinding. Ik had nog geen uitweg en nog geen nieuwe baan in het vooruitzicht, maar wel een boel lieve mensen die begrip en empathie toonden en liefde lieten zien en voelen. Ik uitte mijn liefde voor de lucht door het boek ‘Love is in the air’ te schrijven. De ondertitel: hoe een vlucht mensen met elkaar verbindt. Omdat ik dat wéét, omdat ik dat heb gezien, omdat ik ervan doordrongen en overtuigd ben. Dat, wanneer we ons beste beentje voor zetten, we verbinden. Dát is mens-eigen. Ook al lijken we dat momenteel soms even vergeten….. Na meer dan 100.000 woorden geschreven te hebben over verbinding en de liefde voor de luchtvaart en KLM in het bijzonder, maar nóg meer mijn liefde voor hoe fantastisch mensen kunnen zijn, besloot ik een 1100 woorden te schrijven over onder andere alcohol, bezuinigingen en gedrag. In de weken voordat ik dat schreef, was ik namelijk door NPO1 benaderd om op de televisie te komen praten over agressiviteit aan boord en de mondkapjesplicht. Ik heb dit verzoek afgeslagen, omdat ik vond dat het niet mijn verhaal is. Het voelde voor mij als ongepast. Míjn verhaal gaat tenslotte over ‘hoe het was’, over hoe ‘het soms nog is’ en over ‘hoe het kan zijn’. Over verbinding tussen mensen. Over de blauwe vlinder: een teken van hoop. Huppelkut, Zweefteef, ‘Ik ken haar niet, maar…..’, niet integer, geen normen en waarden, al meer dan vier jaar niet meer in dienst van’, dát zijn de woorden die u mij schreef. Ik schrijf u nu: u hebt mij doen wankelen. U hebt mij doen twijfelen. U hebt mij diep geraakt. In mijn blauwe hart. De ‘K’ van Kwetsbaarheid. Maar het geeft niet. Ik wil u danken. Dank u wel dat u de tijd genomen hebt mijn column te lezen. Dank u wel dat u (die mij kent door mijn boek) mij zo uitgebreid hebt geschreven en mij hebt toegestaan om te verwoorden wat bij zovelen van u speelt: de liefde voor hoe mensen kunnen zijn én de liefde voor de lucht. Dank u wel dat u mij weet te raken met keiharde woorden. Nee, u kent mij dus inderdaad niet. Ik laat de blauwe vlinder vliegen. De randjes van de vleugels zijn nu gerafeld. Maar ik leg de pen níet neer. Waarom niet? Omdat ik mijn beste beentje voor zet, zoals ik dat al die jaren bij de KLM heb gedaan en zoals ik dat zal blijven doen. Oprecht, transparant en met de beste intenties. Drie eigenschappen die in deze tijd (meer dan ooit ervoor) gewaardeerd zouden moeten worden. Dank u wel.

Love is in the Air : Renske Dragt

Vraagje: waar staat de 'K' in KLM voor?

Laten we nu even eerlijk en transparant zijn: reizen is momenteel niet wat het geweest is. De stress van al die dure testen voordat je aan boord bent, de onzekerheid of alle papieren wel kloppen door de twijfelachtige boodschappen over het open- en dan weer dichtgaan van de grenzen, maakt het allemaal niet gemakkelijker. De passagiers op de long haul vluchten blijven grotendeels nog steeds weg: de vliegtuigen zijn niet gevuld. Twee jaar geleden waren de blauwe toestellen wél vol. Nokkie vol. In de jaren ervoor was er ruimte gezocht (en uiteraard gevonden) voor nét even dat extra rijtje passagiers: de stoelen waren niet al te breed, de gangpaden werden steeds smaller, maar vliegen….dat deed de KLM! In het kader van bezuinigingen, want jaja, ‘van een huis dat omringd was door vuur’, gingen we als personeel naar ‘een huis dat in brand stond’. Little did we know, hoe het écht zou zijn wanneer het huis in brand zou staan. Maar het MT was leidend, ook toen regeerde de angst al, dus –hoe dan ook- er werden bezuinigingen gevonden. Zo kwam het dat we eind 2019 in overvolle toestellen de wereld overvlogen, met een minimaal aantal aan stewardessen en stewards op de vlucht en het hoogste aantal passagiers per cabinelid. Zo kreeg het personeel 52 passagiers per ‘stess’ toegewezen: het hoogste aantal passagiers dat een longhaul airline ooit aan de cabineleden heeft toebedeeld. Om het allemaal toch nog een beetje ‘behapbaar’ te houden, werd er een oplossing gevonden in het aanpassen van de service (jaja, de ‘happen’ dus). De dienbladen met eten en drinken werden kleiner zodat er meer bladen in een container pasten, maar de slagroom op de taart was toch wel het rondje vuilnis ophalen met vuilniszakken waar alles ingegooid werd. Ook zat ik door de bezuinigingen in een 777-300 naar een ‘overwing crewseat’ te kijken, waar eerder een collega zat….die stoel bij een nooduitgang was toen opeens leeg, een trieste aanblik…. Deed dat wat met ons, als stewardessen en stewards? U mag dat best weten: jazeker, dát dééd wat met ons! Ik zal met een voorbeeld duiden wat de emotie erachter is. Wanneer een vliegtuig aan de grond staat, is het toestel op zijn duurst. De truc werd gevonden in een ‘verkorte omdraai’, met andere woorden: zo snel mogelijk uitstappen, schoonmaken, afladen, inladen en weer door! De aanblik van een achterwand waarop alleen nog ‘LM’ stond, omdat de ‘K’ er was afgevallen en niet gerepareerd vanwege een gebrek aan tijd en urgentie, geeft de sfeer wel een beetje weer. Met het opschalen van het aantal passagiers, het afnemen van het aantal bemanningsleden en het chique rondlopen met vuilniszakken, was de ‘K’ van de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij letterlijk en figuurlijk naar beneden gedonderd. Koninklijk? Even een eerlijk en transparant antwoord? Nou……nee. Zult u dat gemerkt hebben aan uw stewardess? Mag ik zo vooringenomen zijn en zeggen dat dat hoogstwaarschijnlijk niet het geval zal zijn geweest? Als ‘stessen’ blijven we glimlachen, we blijven praten, we blijven kaartjes schrijven bij gelegenheden die uw en ons hart raken. Dus wellicht minder koninklijk met onze blauwe vuilniszakken, maar nog altijd (mentaal) knuffelig. Momenteel ben ik zelf iets minder knuffelig. Ik geef het eerlijk toe. Ik ben ronduit geïrriteerd. De toestellen zitten niet vol, maar de stessen hebben het druk. Waarmee? Met het uitvoeren van een politiefunctie. De mondkapjesplicht en de korte lontjes van ‘overprikkelde’ mensen zullen onderdeel van de oorzaak zijn. In de nieuwsartikelen waarin wordt geschreven over de buitensporige agressiviteit aan boord van vliegtuigen, komt alcohol keer op keer als mede-oorzaak opborrelen. Wanneer je ‘zuipschuiten’ aan boord hebt, creëert het zuip-tuig in een vliegtuig. Dit is geen nieuws dat ‘uit de lucht komt vallen’, beste mensen! Dit is altijd al zo geweest! De meerderheid van de mensen zal de eigen grens qua alcoholgebruik aan boord kunnen bewaken. Het is alleen ook het merendeel van de mensen die serieus last hebben als de minderheid van de passagiers een wolk van alcohol in het brein toelaat. Weet u wie hier ook serieus last van heeft? En dat al een heel lange tijd? Het cabinepersoneel. Het cabinepersoneel dat uitgescholden wordt, dat in het gezicht geslagen wordt, dat psychisch en fysiek aangevallen wordt door immoreel publiek dat alleen maar een ‘blauw pak’ voor zich ziet. Het publiek dat de mens in dat pak niet meer ziet. Niet meer respecteert. Simpelweg vergeet. Door die wolk…. van alcohol. Ik kom uit een vliegersgezin. Ik ben ermee opgevoed dat –wanneer ik klaag- ikzelf moet proberen een oplossing aan te dragen. Bij deze, speciaal gericht aan de heer Elbers. Mijnheer Elbers, nu we binnen de luchtvaartsector in de fase zijn aangeland waarin alle kaarten tóch al opnieuw geschud worden: laten we juist dát doen wat mijnheer Plesman deed: pionieren! Als het Koninklijke van de wand is gevallen, waarom vliegen we dan niet op onze meest authentieke Kracht? Mijnheer Elbers, u wéét wat die kracht is: de Knuffelbaarheid van uw personeel. Uw personeel dat blijft verbinden, dat blijft glimlachen, dat uit eigen beweging altijd dat extra stapje zal zetten. Intrinsieke motivatie noemen we dat. Dát is goud waard! En dát is de KLM. Uw personeel heeft al jaren meer nadelen dan voordelen ondervonden van het alcoholgebruik aan boord. De cijfers die nu naar boven komen op basis van de mondkapjesplicht in combinatie met het serveren van alcohol geven mij de moed om dit aan te kaarten. Zal de KLM de meest Knuffelige luchtvaartmaatschappij worden wanneer er vanaf nu wordt gestopt met het schenken van alcohol? Het zal KLM wél weer het podium geven van pionier zijn. Van daadkracht. Van liefde. Voor het personeel én voor de gasten. Wees de eerste: schaf de alcoholconsumptie aan boord van de KLM toestellen af. KLM’s marketingafdeling is briljant! Ik zie nu al de termen voorbij vliegen: Fly Dry, No more Fights on our Flights, Fly Safe and Sober en dan met een vriendelijk glimlachende, uitnodigende ‘stess’ die virgin cocktails shaket: een Flying Low Mojito, een Cosmopolitan on the Clouds, een Bloody Blue Drink, Airborn Daiquiris of de Mile High Mai Tai, treden de wereld van de luchtvaart binnen! Laten we wel wezen, roken was eerst heel normaal aan boord van een vliegtuig. Ook dát is nu ‘van de zotte’. Hoe moeilijk kan het zijn om op dít vlak de rede terug te brengen aan boord? Om het ‘zuiptuig’ dat werkelijk niemand aan boord wil hebben een halt toe te roepen, die de sfeer verzieken voor een ieder erom heen en dat zelfs soms de oorzaak is van het annuleren van een vlucht. KLM: sta in je kracht! Wees Knuffelig zoals alleen jullie weten te Knuffelen. En nu we toch eerlijk en transparant zijn: het is geen schande om het Koninklijke te vervangen voor het Knuffelige. De mensen (dus ook de passagiers) hebben daar al langere tijd méér baat bij…..

De praatgrage stewardess

“En u spreekt hier iedereen op dit eiland aan?” De twee mannen kijken mij vanaf hun luxe zeilschip vragend aan. “Ehmmm….ja?” Een beetje schaapachtig glimlachend geef ik snel een nieuwe draai aan dit ‘spontaan’ ontstane gesprek. “Maar alleen vriendelijk kijkende mensen werken op mijn gespreksneigingen, hoor meneer! Hele fijne dag samen, hè! Geniet ervan!” Snel spring ik terug op het zadel en fiets de haven uit. Ik kan het niet helpen. Eenmaal enthousiast ben ik gewoonweg niet te stoppen! Het reis-virus slaat keihard toe. Besmettelijker dan ooit. En naar mijn bescheiden mening, noodzakelijker dan ooit. Want reizen, weg zijn uit je eigen vertrouwde omgeving, even geen houvast hebben, is net als vliegen: het ultieme gevoel van loslaten. Het ultieme gevoel van het verlies van controle. En daarmee het ultieme moment om je kwetsbaar op te stellen en het enige te doen wat zo menselijk is: verbinden. Het ‘wij-gevoel’ creëren. Want ‘wij mensen’ kunnen dit als geen ander organisme……. Genieten met een grote ‘G’…..wanneer we daarvoor kiezen. Ik glimlach naar de mensen om mij heen, ik begin te bruisen en ik zend ‘zie mij, voel mij, praat met mij, deel met mij!’ de wereld in. En ja, wat je zendt, krijg je terug. Dus op deze reis spreek ik een enorme diversiteit aan mensen. Mensen waar ik mijn korte ‘welkom aan boord’ gesprekjes mee voer. Even snel dat persoonlijke contact. Even nét die ingang vinden voor meer diepgang. Hoe kijk jij de wereld in? Wat speelt er? Wat wil je aan mij kwijt? En als je niets aan mij kwijt wil, wat wil ik dan wel aan jou kwijt? De mannen op de zeilboot, de vrouw bij de speeltuin, de man met zijn voeten in de drek, de man in het klimbos: ze moeten er allemaal aan geloven. ‘Welkom aan boord, beste mede-reizigers van deze wereld!’ Namens ‘Up in the Sky’ heet ik u van harte welkom aan boord van deze digitale wereld. Mijn naam is Renske Dragt, ik ben uw purser op deze reis. De vliegtijd naar onze bestemming kan eindeloos zijn en tegelijk ook zo voorbij vliegen, maar het is maar net wat u en ik er samen van maken. Onze intentie bij ‘Up in the Sky’ is om er samen met u het allerbeste van te maken. Om uw reis zo comfortabel mogelijk te laten zijn, vraag ik uw aandacht voor het volgende: mocht u na afloop nog vragen hebben dan zijn wij bij ‘Up in the Sky’ ervoor om uw vragen te beantwoorden. Doe uw riemen stevig vast en verwacht vriendelijkheid. Wanneer u die zelf geeft, zal u die -naar alle waarschijnlijkheid- ook ontvangen. Wanneer u zich aan de hand van een gesprek of een tekst ongemakkelijk voelt, ga dan niet schreeuwen of nare taal gebruiken. Een simpel ‘ik voel me niet prettig bij dit gesprek en zal het om deze reden graag af sluiten’ volstaat. In het paneel boven uw hoofd bevinden zich de zuurstofmaskers. Deze maskers zijn er om u te beschermen tegen het uitspreken van taal waarvan u later spijt krijgt of in reflectie de dekens van over uw hoofd zou willen trekken. Een mooi element: zo’n masker! Het zorgt namelijk voor dat kleine drempeltje zodat uw gesprekspartner u net niet hoort of dat u uw woorden bijtijds kunt inslikken. Verder beschermt het de wereld tegen norse blikken. Wij raden u bij Up aan om -wanneer het masker niet gebruikt hoeft te worden-, zoveel mogelijk van de gelegenheid gebruik te maken en te glimlachen. Breng positiviteit: een verantwoordelijkheid van ons allen. Aan het zwemvest zit een lichtje voor duistere tijden. Gebruik dat. Elke dag zijn er keuzes te maken: de keuze voor het licht en de keuze voor de duisternis. De wereld is al duister genoeg. Wees dat licht. Het vest kan worden bijgevuld door in de pijpjes te blazen. Gebruik uw adem voor het vullen van uw omgeving en niet om de wereld nog verder leeg te laten lopen. Realiseert u zich dat we aan het einde van onze reis allemaal zonder bagage deze wereld zullen verlaten. U en ik. Focus daarom op het maken van herinneringen die er toe doen. Wees uw beste zelf. Geef zodat u zult ontvangen. Er is niets zo mooi als het ontvangen van een oprechte glimlach of het voelen van een arm om uw schouder. Waardevoller dan wat u verder in uw koffer meezeult in het leven. Dit leven heeft maar één uitgang. Een onomstotelijk feit, waar we geen van allen onderuit komen. Een gedeeld leed of een gedeelde angst, wellicht. Maar met de intense ambitie om op ons sterfbed te liggen en terug te kijken op een leven waarin we ons uiterste best hebben gedaan vriendelijkheid te geven en verbinding te maken, met de hoop dat we die ook mogen ontvangen. Tot slot vindt u op Google een lijst met adviezen welke boeken u zou kunnen lezen. Geen Instagram, Facebook of LinkedIn zal u wijsheid brengen. Word wijzer en verrijk uw kennis: lees boeken die het verschil maken. Dan zult u deze bijzondere reis (die we samen maken) op een zo prettig mogelijke manier voor uzelf en uw medemens ervaren. Namens Up in the Sky, dank voor uw aandacht.

(Uit) Vliegen vergt moed

“Nee, mam! Je mag niet op de oprit gaan staan en ik wil niet dat je me voor schut zet! Er wordt dus níet gezwaaid!” Mijn twaalfjarige dochter kijkt mij peilend aan. Ga ik naar haar luisteren of doe ik zoals ik wel vaker doe en lap ik alle door haar bedachte regels aan mijn laars? Mijn oudste dochter ‘vliegt uit’ naar het middelbare onderwijs. Met een groepje klasgenoten zal ze de zes kilometer naar het volgende dorp fietsen om daar het eerste schooljaar te starten. Haar schooltas achterop gebonden, haren netjes in een staart en een tikje mascara op haar wimpers is ze in één klap een ‘grote meid’. Ze is er klaar voor en kan niet wachten om te gaan. ‘Moeder de gans’ heeft hier wat meer moeite mee. Ik voorzie sturen die in elkaar raken door gezwalk over de weg, ik voorzie ‘major damage’ veroorzaakt door dwazen die op de ventweg met honderd kilometer per uur in hun verlaagde auto’s met spoilers langs mijn dochter racen, ik voorzie potloodventers in de bosjes onderweg naar school, ik voorzie online pesterijen en o zo veel meer….. Op 28 mei was ik op vliegveld Teuge. Daar ontmoette ik Travis Ludlow, een jongen van nog maar net achttien jaar oud, die de ambitie had een wereldrecord te verbreken door als jongste piloot een solo rondvlucht om de wereld te maken. De ervaren rotten in het vak op vliegveld Teuge kijken mij met enige twijfel aan wanneer ik bij Hangar One laaiend enthousiast mijn ‘No Guts, No Glory’ tirade tegen hen afsteek. Ik zie ze denken: die vrouw is niet goed wijs! En ja, ook zij hebben hun dolle momenten gekend in hun jeugd. Maar deze trip vinden zij ronduit gevaarlijk. Er zijn tal van zaken die fout kunnen gaan. Dus dit doe je alleen als je ‘onbezonnen en jeugdig’ bent. Denkend aan mijn dochter en haar zes kilometer lange fietstocht, komt de volgende vraag op in mijn hoofd: Hoe laat je los? In gesprek met de vader van Travis blijkt dat hij zijn zoon voor de volle honderd procent steunt en vertrouwt. Travis is altijd al een rustige, weloverwogen, slimme jongen geweest. Een knul die niet in zeven sloten tegelijk loopt. Weinig onbezonnenheid hier te spotten. Wanneer ik hem zelf spreek, valt mij dat ook op. Geen ‘No Guts, No Glory’-attitude. Geen ‘Great Balls of Fire!’ of een ‘ I feel the need, the need for speed: Ouch!!’ Een rustige, beleefde, vriendelijk lachende jongen die zin heeft in het avontuur, maar ook alles tot in de puntjes heeft voorbereid. Alles wat je niet aan het lot kunt overlaten, wordt ingedekt door planning, onderhoud, communicatiemiddelen en een zeer Britse houding. 43.522 kilometer, 238 vlieguren, 4 continenten, 16 landen, 63 stops en 44 dagen later landt Travis opnieuw op Teuge. Zijn houding valt me dan opnieuw op. Geen Italiaanse fratsen door na de landing de grond te kussen en een kruisje te slaan, geen Amerikaanse opmerkingen als ‘Oh my God, it was like….it was like: AWESOME!’, geen Duits verhaal over de techniek of het onderhoud, nee…..wederom ingetogen stapt hij uit. Zie ik daar toch lippen die een klein beetje trillen? Hij steekt zijn vuisten niet al te ver omhoog en zegt: “Yes! I did it!” Met deze vier simpele woorden bevestigt hij zijn wereldrecord. Wanneer ik hem vraag wat hij nu zoal geleerd heeft gedurende dit geweldige avontuur, komt er een zakelijk antwoord. Hij heeft veel geleerd over het weer en over hoe het vliegtuig zich houdt. Maar ja, dat is een pilotenantwoord. Dat vertelt mij niets over wat hij nu werkelijk geleerd heeft wanneer het aankomt op het ontmoeten van mensen die je niet kent en die er andere normen en waarden op na houden, over je eenzaam en alleen voelen al die uren dat je vliegt boven uitgestrekte gebieden, over bang zijn en je hoofd erbij houden als er gevaar dreigt door heftige turbulentie of tijdens het vliegen over hooggebergte of over het intense gevoel van geluk en dankbaarheid wanneer je de zonsopgang ziet boven de Pyreneeën. Opnieuw vraag ik me af: hoe laat je je kind los voor een avontuur als dit? ‘A dream doesn’t become reality through magic: it takes sweat, determination and hard work’. Colin Powell’s woorden staan boven aan de website van Travis. Ik begin te snappen waarop het vertrouwen en de steun van de ouders van Travis is gebaseerd. Wanneer hij mij tussen neus en lippen door vertelt dat de Russen hem bij hun welkom steeds aan de wodka wilden hebben -terwijl hij geen wodka drinkt-, hoor ik gevaar. Geen zorgen. Travis is namelijk niet alleen een ‘natural, gifted pilot’, hij doet al sinds zijn vijfde aan kickboxen, haalde zeven jaar later de zwarte band en is vijfvoudig Brits kickbox-kampioen. Mijn ‘moederbrein’ begint dit spannende avontuur in een breder kader te zetten. Travis Ludlow: een multi-talent dus. Maar talent staat niet op zichzelf. Het moet gevoed worden door ouders en opvoeders om je heen, het moet door motivatie en gedrevenheid tot in de uiterste puntjes geperfectioneerd worden, het moet als het ware dagelijks ge-ademd worden. Het moet een oprechte passie zijn. Wanneer Travis van een journalist van de Telegraaf de vraag krijgt: ‘So what will be your next record, Travis?’ verrast zijn antwoord mij dan ook niet. ‘Misschien wel de snelste vlieger van de wereld worden’. Ik denk terug aan de bevlogen, gedetermineerde, extreem gedreven, perfectionistische luchtmachtvliegers die ik geïnterviewd heb. En ik zie Travis als een perfecte potentiële kandidaat. Hoewel hij bij de volgende interviewvraag spreekt over duurzaamheid, elektrisch vliegen en het inspireren van de jeugd, want ja mensen…..de jeugd heeft de toekomst! Ach, misschien moet ik Travis niet in een hokje willen stoppen. Misschien moet ik op Travis geen label willen plakken. Misschien moet ik gewoon accepteren dat er multi-talenten als Travis bestaan, die multifunctioneel ingezet kunnen worden in hun eigen kracht, hun eigen vertrouwen. Krachtig in het kiezen van hun eigen levenspad, waarin ze mogen ontdekken en mogen groeien. Mede dankzij ouders die de kracht en de wijsheid hebben gevonden om (op) te voeden én te durven loslaten. Mijn dochter stapt op haar nieuwe fiets. Ik check of haar tas goed op de bagagedrager vast zit en er niets tussen de spijlen terecht zal komen. Het clubje klasgenoten rijdt in tweetallen braaf langs ons huis en zij sluit aan. ‘Dag, mam! Géén kus!!’ Ze zet snel af en maakt zich uit de voeten. Mijn hand gaat een tikkeltje omhoog. Zal ik zwaaien? Zal ik het doen? Nee. Mijn kleine, grote dochter. Ik wens haar haar eigen pad toe, waarop ze mag groeien, zich ontwikkelen en mag leven op de wijze die bij haar past. Het loslaten is begonnen!

De zoomende Bij

Mijn voeten drukken in het witte zand. Kleine golfjes lauwwarm water spoelen over mijn tenen, terwijl ik uit kijk over een azuurblauwe zee. Achter mij bevinden zich kleine huisjes van klei met rieten dakjes. In het water voor mij zie ik een houten boot van waaruit gebruinde, gespierde mannen hun speren in het water werpen en met souplesse de ene na de andere vis uit het water hengelen. Die gaan zo meteen op de stenen BBQ die achter mij al staat te branden. ‘Vers dineren’ krijgt op deze eilanden een geheel nieuwe betekenis voor mij. De zon kust de sproeten op mijn huid. Tegen het decor van een parelwit strand kleurt mijn koude biertje goud in de fles, waar de condens op staat. Ik adem diep in en blaas uit. Rust. Een stukje paradijs op aarde ligt hier aan mijn voeten. De stilte omgeeft mij als een warme deken. Mijn vingers graven in het zand. Mijn gedachten vliegen ondertussen de wereld over. ‘Door corona heb ik geleerd dat er een grens zit aan wat wenselijk is aan de luchtvaart. Ik voel dat ik nu voor Europa niet het vliegtuig zal pakken, maar de auto of de trein. Gelukkig heb ik veel herinneringen aan al mijn reizen: daar ben ik wel dankbaar voor’. De vrouw op het scherm van de Zoom meeting vraagt mij hoe ik de toekomst van de luchtvaart zie en of ik het misschien moreel bezwaarlijk vind hoe we het vliegen de laatste decennia hebben vormgegeven. Aan mij de niet eenvoudige taak om verbindend te beargumenteren zonder mijn publiek te verliezen in een ‘welles-nietes’-discussie. Ik heb maar kort de tijd, terwijl ik weet dat ik langdradig kan zijn in mijn bewoordingen. Want wanneer het aankomt op mijn passie, wanneer het ‘hart en hoofd’ samen komen, dan ontstaat er iets magisch! Een ‘klik’ als het ware. Zal ik het hebben over het milieu? En dan het artikel van Benno Baksteen aanhalen over ‘De grote boze wolf’? Nee. Dat is te veel verdieping en inhoudelijk te onverwacht voor dit moment en dit publiek. Dus: wat vind ik? Waar sta ik in dit gesprek? Er rest mij eigenlijk maar één vraag: wat heeft de luchtvaart ú gebracht? De dame beantwoordt haar eigen overpeinzing. Zij is dankbaar voor alle reizen die ze heeft mogen maken. Voor alle mensen die ze heeft mogen ontmoeten op deze reizen. Voor alle herinneringen die ze heeft kunnen maken. Ze is dankbaar dat ze haar eigen identiteit onder de loep heeft kunnen nemen doordat ze in contact kwam met andere culturen, andere levenswijzen, andere omgevingen. De persoon die zij nu is, de ontwikkeling die zij heeft mogen doormaken, de lering die ze daaruit heeft getrokken, is mede ontstaan door deze vorming, door deze achtergrond. En daarmee dus mede dankzij het bestaan van de luchtvaart. In elke hoek wacht een verhaal, dat je nooit hebt gehoord Beleef je leven als een film, gooi je angst overboord Een dag duurt niet zo lang, doe wat je moet doen En wees maar niet bang Kom vlieg met me mee, over land, over zee Want het avontuur ligt ginds achter de horizon Wie of wat je ook bent, dit is het moment… Het is nu of nooit, vlieg weg en kijk niet achterom. Er ligt meer voorbij die grens dan je ooit denken kon (Trijnje Oosterhuis) Ik breng het koude biertje naar mijn mond en neem een slok. Ik geniet van de rust, van het even weg zijn, van alles wat zomaar opeens mogelijk lijkt. Ik weet: Ik hoefde niet eens ergens te landen om dezelfde overpeinzing te kunnen hebben als de zoom-meeting mevrouw. Mijn ontwikkeling en mijn groei ontstonden met de crew wandelend naar de gate, bij het aankomen bij het vliegtuig waar de mensenmassa mij begroette in al haar glorie en in al haar prachtige, culturele diversiteit, tijdens gesprekken bij de nooduitgangen, in de gangpaden, in de galleys, bij de toiletblokken waar de schuifjes op ‘Occupied’ stonden, tijdens turbulentie, tijdens de meest vloeiende, soepele reizen, hoog boven de witte wolken. Mijn herinneringen zijn gevuld met momenten dat de tranen van het lachen over mijn wangen liepen, dat emoties mijn keel volledig dichtsnoerden en dat ik geen woord meer kon uitbrengen, bij angstige, bedreigende momenten, maar tegelijk bij de zee van herinneringen aan omarmingen, knuffels, ‘high fives’, schouderklopjes en de vele knipogen die ik heb ontvangen én gegeven. Mijn identiteit die -naar mijn idee- volwassen was toen ik afstudeerde in de antropologie, maar ook mijn identiteit die in de lucht én op de bestemming mij de wenkbrauwen tegen mijn eigen haarlijn liet rijzen, mijn wangen donkerrood deed kleuren uit schaamte of verlegenheid en die mij alles wat ik kende, alles wat ik voor waarheid had aangenomen, in twijfel kon laten trekken. Dát is reizen. Dát is groei en ontwikkeling. Dát is wat luchtvaart de mensheid schenkt. En dát is wat ik het nageslacht gun. Naast een wereld met een gezond milieu en een wereld waarin iedereen begripvol naar elkaar kan zijn Laat je hoofd niet hangen, ook al heb je verdriet De wereld is zo slecht nog niet, het is wat jij erin ziet Kijk maar om je heen, ik wijs je de weg Je bent niet alleen Het leven stelt op zich niets voor, het is wat jij ervan maakt Alles wordt nu anders, het is tijd dat je ontwaakt Ga je met me mee, dit is je kans Grijp ‘m meteen! (Trijntje Oosterhuis) De schelpen die ik op het strand heb gevonden, glijden door mijn handen. Ik teken mijn naam in het zand en mijmer. Ik denk terug aan mijn ontmoeting op vliegveld Teuge met de studenten van het DEAC (Dutch Electric Aviation Centre). Leek die ik ben, vraag ik hen naar de ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid en vliegen. En met een juichende beweging wijzen ze mij op twee kleine, witte vliegtuigjes aan het begin van de startbaan. Het lijken net twee bijtjes die opstijgen naar grote hoogten. In stilte. Nagenoeg geen geluid. Rust. Het is een start. Pionieren is hier hét woord. In die vliegtuigjes passen welgeteld twee personen, die elk niet zwaarder mogen zijn dan 70 kilogram. De duur van de vlucht is 45 minuten, met een extra half uur respijt in verband met de veiligheid. Het is een begin. De wereld verandert. De wereld ontwikkelt. De wereld groeit. Ontwikkelingen volgen elkaar snel op. Er gloort hoop aan de horizon. Want hoe geweldig is het wanneer ik mijn kinderen de wereld mag geven, hen groei en ontwikkeling kan bieden door hen te verbazen, shockeren wellicht, met door alles wat zij als vaststaand hadden aangenomen en dan door het reizen, door het vliegen, door de luchtvaart, op de kop gezet wordt? En dat alles in een wit bijtje…..zo mooi, zo geluidloos, zo duurzaam….. Ik kan niet wachten! Wanneer is morgen? …….Vandaag? Kom vlieg met me mee, over land, over zee Want het avontuur ligt ginds achter de horizon Wie of wat je ook bent, dit is het moment… Het is nu of nooit, vlieg weg en kijk niet achterom. Er ligt meer voorbij die grens dan je ooit denken kon (Trijntje Oosterhuis)

Hoofddoek of mondkapje?

Ik kijk naar mijn opengeslagen koffer. ‘Even scherp zijn, Rens!’, denk ik. Vandaag gaat de vlucht naar Teheran, Iran. Een land op een dikke vijf uur vliegen bij ons vandaan. Een land waar geheel andere regels gelden dan in ons vlotte, ruimdenkende kikkerlandje.

Ik check de CIS (Crew Information Sheet) voor de instructies. Een lijst van vooral ‘don’ts’ bungelt voor mijn ogen. Naast het dragen van bedekkende en ingetogen kleding zal er geen alcohol gedronken of ingevoerd mogen worden. Ook het meenemen van kaartspellen is verboden. Wanneer ik dan ook nog lees dat ‘aanstootgevende’ magazines als Playboy, de NCRV-gids én de Libelle verboden zijn, denk ik even dat ik misschien toch maar liever thuisblijf.

Zuchtend pak ik mijn koffertje zorgvuldig in. Het is maar een vierentwintig uurs-stop. Vierentwintig uur zal ik, samen met mijn collega’s, op de twaalfde verdieping van het hotel in Teheran verblijven. Achter gesloten deuren. Want daar zijn we ‘vrij’. Daar mogen we met onze westerse lijven, in korte broek met topje aan, sporten op een verloren hardloopband en een hometrainer. Daar zullen we ons volgieten met limonade en onze -zelf meegebrachte- borrelnootjes naar binnen werken. Het zal er vast niet minder gezellig op worden.

Nadat ik ben aangekomen in het vliegtuig zie ik hoe de stoelen zich vullen met mensen. Ik sta in mijn strakke rok -op knielengte- aan boord. Mijn pumps zijn hoog en de onderkant van de zolen is felrood. Mijn haren zijn opgestoken en ik glimlach iedereen verwelkomend toe. Gastvrijheid, professionaliteit en laagdrempeligheid zijn de sleutelwoorden.

Mijn positie is vandaag bij de instapdeur, dus ik val met mijn neus in de boter bij de eerste kennismaking met onze passagiers. Er zijn twee dingen die mij direct opvallen en die mijn vooroordelen voor deze vlucht tenietdoen. De mannen die ik tref zijn allemaal vriendelijk en gemakkelijk benaderbaar. De vrouwen dragen veelal helemaal geen hoofddoek en zijn ronduit prachtig te noemen. Dikke, weelderige haren, olijfkleurige gezichten, de prachtigste ge-epileerde wenkbrauwen en her en der een witte pleister over de neus ter indicatie dat een plastisch chirurg zijn of haar best gedaan heeft. Wat een mooie mensen hebben we aan boord vandaag!

De vliegtuigdeuren zijn dicht gegaan en ik doe mijn ronde door de cabine. Ik check of alles correct opgeborgen is en of iedereen goed vastzit in de riemen. Ondertussen peil ik mijn eigen werkgebied. Wat voor publiek zit daar en welke inschatting kan ik maken over hoe ik hen het beste kan benaderen? Het is een gemêleerd gezelschap waarin oud en jong, man en vrouw door elkaar heen zitten. Een groepje van acht mannen, op twee midden rijen achter elkaar, valt mij op. Ze hebben lol met elkaar. Ik kan hen niet verstaan, maar ze blikken steeds mijn kant op. Ik glimlach vriendelijk en knik hen toe.

De vlucht neemt zijn aanvang. De motoren brullen en we stijgen op vanaf een natte, druilerige startbaan. Op naar Teheran! 

Ik doe wat ik altijd doe. Ik verleen een vlotte, actieve service en probeer positiviteit te halen én te brengen uit datgene wat nu juist níet op het service-schema staat: ‘simpele’, menselijke interactie. Empathie te geven aan mensen die zich vermoeid voelen, compassie te bieden aan mensen met een persoonlijk verhaal, steun te geven aan een alleenreizende moeder met drie kleine kinderen én humor en gevatheid te bieden aan de groep mannen. ‘I aim to please!’

Vanuit mijn perspectief ervaar ik de vlucht als gezellig. Ik doe mijn best en ik heb het idee dat iedereen dat ook ziet en kan waarderen. Hoewel ik, in alle eerlijkheid, misschien een beetje té frivool ben naar de mannen. Ik geef het eerlijk toe. Achteraf gezien had ik dat wat scherper in een cultureel kader moeten plaatsen, maar ik kan het niet helpen. Ergens binnen in mij ontstaat er een intense behoefte om juíst te prikkelen, juíst te rebelleren en dat randje op te zoeken, terwijl dat wellicht niet helemaal handig is.  

‘Cabin crew, prepare for landing!’ Het commando vanuit de cockpit galmt over de PAS en we zetten de daling verder in naar Teheran, Iran. En dán gebeurt het. Wat was ik naïef! De schellen vallen van mijn ogen: daarnet zaten ze nog met wapperende haren in mijn werkgebied, maar nu trekken alle dames hoofddoeken uit de tassen. Alle haren worden er keurig netjes onder gedaan. Sommige vrouwen zijn in enen zelfs volledig gesluierd en bijna onherkenbaar. Ik weet niet wat ik zie. Het contrast tussen mijn beleving van de vlucht en de laatste meters die we samen maken voordat ons toestel Iraans grondgebied raakt, is enorm.

‘Cabin crew, doors may be opened’. De senior purser opent de vliegtuigdeur en de passagiers verlaten het vliegtuig. Op naar bekend terrein voor hen en totaal onbekend terrein voor mij. Ik glimlach en knik ‘mijn’ passagiers toe en wens hen een heel prettig verblijf toe. “Hope to see you again on board soon!’

De senior purser staat naast mij bij de deur. We ronden samen op deze wijze de vlucht af. Het zogenaamde puntje op de ‘i’. In de hoek van de gate staat de station-manager te wachten op de laatste passagiers. Wanneer uiteindelijk iedereen uitgestapt is, reikt hij de senior purser een groot pakket met zwarte kleding aan. Het woord dat in mij opkomt is: kraai. Het zijn zwarte, lange gewaden, die geheel vormloos zijn. Niks geen strakke blauwe rok om mijn heupen of blitse rode pumpzolen. Wanneer ik het kraaienkleed over mijn hoofd gooi, verzuip ik met mijn één meter achtenvijftig in het Iraanse regelement. Er blijft niets van mij over. Eén grote, zwarte, nietszeggende vlek. Dat ben ik. Een propje. In het zwart.

Samen met mijn crew verlaat ik het vliegtuig. Ik voel een bepaalde vorm van woede in mijn borrelen. En vanuit rebellie besluit ik het vliegveld als mijn catwalk te gebruiken. Wat nou: onderdrukking? Wat nou: identiteit- loos? Mijn heupen wiegen onder het kraaienkleed als nooit tevoren. ‘Work it, Rens! Work it!’ Ik geef het toe. Het valt niet mee om een zwart laken vorm te geven, maar ik geef mezelf een tien voor de poging.

Bij de douane tref ik wederom mijn passagiers. De crew heeft een andere rij dan de passagiers, maar de rijen staan direct naast elkaar. Ik bevind mijzelf daarmee naast de mannenclub uit mijn werkgebied. Ze spotten mij in mijn nieuwe outfit. Ze lachen om mij. In mijn kraaienkleed. Ik ervaar dat ze mij uitlachen. ‘Welcome to Teheran!’ schampert één van hen tegen mij. En alle mannen lachen. Ik word hier keihard op mijn plek gezet. In mijn hemd gezet? Nee, in mijn chador gezet. En ik voel me boos. ‘Kloteland, klootzakken’, denk ik. En ik vergeet in mijn chador heel eventjes hoe aardig iedereen eigenlijk was aan boord. 

Een paar maanden later mag ik weer naar Teheran. Dit keer ben ik beter voorbereid. Ik besluit mijn eigen hoofddoek mee te nemen. Een mooie lichtblauwe, zijden sjaal met geborduurde bloemen erop. Ook neem ik mijn blauwe winterjas mee en doe mijn broek aan. Daarmee voldoe ik aan alle regels: mijn armen, benen en hoofd zijn bedekt. 

Bij aankomst in Teheran staat daar de station-manager. Hij reikt een groot, zwart pakket uit met kraaienkleding en de hele vrouwelijke crew die er niet op bedacht is, zal zich hierin moeten gaan hullen. Ik dit keer niet. Ik drapeer mijn sjaal om mijn hoofd en maak er een statement van om zoveel mogelijk blond haar eronderuit te laten steken. Ik ben op een missie. Een kleine vrouw in haar kleine verzet. Want even: waar slaat dit op? Waar is de grond, het gefundeerde argument om een vrouw te omhullen met een kraaienkleed? Mijn inziens, is die er niet.

Sommige mensen zouden een vergelijking kunnen maken met het dragen van een mondkapje in onze huidige maatschappij. Het is dezelfde ‘windowdressing’ die plaats vindt hier als dat er is in Teheran. Geen gefundeerd argument dat het mondkapje rechtvaardigt. Toch ontstaat hier dezelfde beweging als in Iran: het opvolgen van regels. 

In Nederland zie ik tot mijn vreugde ook steeds meer mensen hun mondkapje onder hun neus dragen en zichzelf gezonde, frisse lucht toedienen. Ik glimlach terwijl ik mijn lichtblauwe, zijden sjaal met geborduurde bloemen opvouw en terugleg in mijn kast. ‘Zo, die ligt daar prima te verstoffen. Wanneer mag Nederland weer ademhalen en zal het mondkapje bovenop de hoofddoek gelegd gaan worden?’

Stewardess met een kater

Diep vanbinnen bouwt zich een intense woede in mij op. Gezien mijn sproetjes en blonde haar is dat vermoedelijk zeer snel zichtbaar op mijn knalrode wangen, maar mijn ‘oorzaak’ is dusdanig van de wereld dat hij het niet meer door heeft. Mijn handen beginnen te trillen en in mijn buik voel ik het borrelen als ware ik een fluitketel die op koken staat. 

Meneer op 58c is dronken en nu, negen uur in de vlucht, ronduit strontvervelend. Voor mij, maar -nog erger- ook voor de mensen om hem heen.

Het is acht uur lang min of meer goed gegaan, hoewel ik het had kunnen weten. God, wat was ik naïef! Als allerlaatste kwam hij verhit de cabine binnen zetten. Hij had net op tijd zijn vlucht gehaald, zo vertelde hij stamelend. In mijn onschuld dacht ik nog ‘Goh wat zielig! Dat is toch geen fijne start van een lange reis naar Los Angeles, zo vroeg in de ochtend.’ Maar ondanks zijn ietwat nerveuze gedrag, leek hij alleen maar zeer content dat hij zo dichtbij de keuken geplaatst was. In zijn woorden ‘gaan we elkaar deze vlucht nog vaak zien, mevrouw de stewardess!’

Eerlijk is eerlijk, ik vond het een tamelijk vreemde opmerking voor een passagier, maar zo op de vroege ochtend, in een vliegtuig met een lading onbekende mensen en een lange reis te gaan, zeggen mensen wel vaker vreemde dingen. En dus was ik me nog van geen kwaad bewust.

Direct nadat de verlichting van het bordje ‘stoelriemen vast’ wordt uitgedaan, begint het feest. Meneer op 58C wil een wijntje. Hoewel we de karren aan het opbouwen zijn, maak ik de afweging tussen service en snelheid en geef hem tussen de bedrijven door en –voor zover ik weet- zijn eerste wijntje. Voordat de service gestart wordt, meldt meneer zich weer. Het is een beer van een kerel en vanuit een behoorlijke ervaring weet ik dat een discussie aangaan met mannen ‘die je niets hoeft te vertellen over hun alcoholgebruik’ een zeer, zeer lastige is. Dus ik buig en serveer, hoewel ik hem tegelijk de spelregels uitleg. We serveren een alcoholisch drankje per keer en ‘we’ drinken ons drankje zittend in de stoel. ‘ Yes, yes, I understand! I won’t give you any trouble!’

Ik rond mijn service af, maar kom op de terugweg weer langs 58C. En ja, meneer lust er nog wel één. Ik houd het wijntje even wat langer vast dan nodig en maak er een knipogend gebaar bij. Meneer snapt het wel. Hij glimlacht en kijkt dankbaar. Maar dit ‘kat en muis’ spel gaat door. De gehele vlucht en bij elke keer dat ik 58C passeer, is er een vraag om meer wijn. Ik probeer pauzes in te lassen, vertel over de risico’s van alcoholgebruik in de lucht (alcohol werkt door de droge lucht in de cabine vaak als ‘de man met de hamer’) en probeer het zo luchtig mogelijk, maar wel professioneel te houden. Meneer op 58C is echter niet te stoppen. Hij hangt de gehele vlucht in de keuken. Wanneer we uiteindelijk de gordijnen dicht trekken om zelf even van een maaltijd te genieten, schuift hij elke paar minuten het gordijn opzij om om aandacht én meer wijn te vragen. 

De purser op de vlucht wordt ingelicht. Maar die ziet geen risico. De man is dan ook bijna twee meter lang, dus het is moeilijk in te schatten hoeveel wijn er in zo’n lengte kan zonder dat het leidt tot ongewenste toestanden. De balans tussen ‘safety en service’ is dan ook geen zwart-wit gebied. De kleur is grijs. Wellicht zelfs vijftig tinten grijs, om aan te duiden hoe ingewikkeld het kan zijn.

Wanneer je luchtvaartpersoneel over drankgebruik aan boord zou vragen, dan schat ik in dat het gros van het personeel he-le-maal klaar is met het alcoholgebruik van passagiers. Het leidt (op een verjaardags- of huwelijksborreltje na) alleen maar tot ellende. Discussies met passagiers over de hoeveelheid te nuttigen alcohol, zelf meegenomen drank aan boord, het wel of niet in de stoel zitten terwijl er gedronken wordt of de luidruchtige stemming die (onbewust) ontstaat wanneer er eentje te veel genoten is of ronduit agressie als eindresultaat: het blijft een uitdaging. Het is namelijk maatwerk. De regels geven een raamwerk, terwijl de passagier zelf een inschatting vormt voor de stewardess. En die afweging is niet altijd glashelder en duidelijk te maken.  

Meneer op 58C is een uur voor de landing beschonken of -beter gezegd- lazarus. Naast de wijntjes die hij van mij geserveerd heeft gekregen, heeft hij blijkbaar ook nog een eigen fles waaruit gesnoept wordt. Hij hangt tegen iedereen aan, hij is luidruchtig, brutaal en beledigend naar mij en zijn medepassagiers. In een ommezwaai is de bekende man met de hamer ook bij deze reus langsgekomen. 

Als klap op de vuurpijl gooit hij rode wijn over de suède jas van een medepassagier, die in woede uitbarst. Zij is woedend op hem en (terecht) ook woedend op mij. Ik ben tenslotte zijn ‘feeder’ en heb niet op het juiste moment op de rem getrapt en ‘nee’ verkocht. Ik verplaats de boze mevrouw met duizend excuses mijnerzijds en geef haar een stomerij bon voor haar jas. Gelukkig vergeeft zij het mij. Ondertussen voel ik me schuldig, boos, teleurgesteld, agressief en ja, ook moe. Dit soort mensen slorpt al mijn energie op.

Een uur voordat de vliegtuigbanden de landingsbaan van Los Angeles raken, staan we met z’n drieën bij stoel 58C. De bar is gesloten verklaard. Hij krijgt niets meer. Wat hij wel krijgt, is een laatste waarschuwing (een zogenaamde ‘Notice of Violation’). Hoewel het meer pro forma is dan dat het er nu nog werkelijk toe doet. Dankzij een middenstoel die vrij gekomen is door het verplaatsen van de medepassagier, legt de man op 58C zijn hoofd tegen de achterkant van de stoel aan en valt in slaap. Aangekomen op LAX staat hij zwalkend op van zijn stoel. Terwijl meneer moeizaam zijn weg zoekt naar de uitgang van het vliegtuig, laat hij mij, zijn stewardess, met een kater achter.

Top Gun op vliegbasis Volkel: missie voor Nederland

Hans en Ian: Waarom heb je nu geen vrouwelijke jachtvliegers? Niet omdat vrouwen slechter zijn. Integendeel: er zijn veel redenen te verzinnen waarom vrouwen er beter in zouden zijn, maar het probleem is als er 600 jongens zich aan melden en er komt er 1 door en er melden zich 6 meisjes aan, dan statistisch gezien komt er dus geen enkel meisje door. 

We hebben begin jaren 90 twee meidenklassen omarmd en er is geen één vrouw uitgekomen. En ik vind ook dat ze zich moeten realiseren dat we daardoor een aantal mannen niet hebben meegenomen in de selectie. Dus daar zijn ze vanaf gestapt. Er wordt verder heel zwart-wit naar gekeken. 

Bij jachtvliegen blijven de eisen gewoon staan. Er is wel een wens van de luchtmacht om er meer vrouwen bij te krijgen en dat is een gezonde wens, maar als de eis een eis is, dan stopt het op een gegeven moment ergens. Maar het is wel jammer, want ik denk dat juist in dit soort vakgebieden waarbij die meedogenloze openheid intern is, het juist mensen niet kan schelen of je nu een vrouw bent of niet, waar je vandaan komt, etc. Als je je job doet, dan interesseert het me helemaal niet wie jij bent. Als je eenmaal binnen bent dan heb je extreem gelijke kansen. Maar voordat je binnen bent, moet je hetzelfde doorlopen als dat wat wij allemaal doorlopen. 

Dat is nodig om dat vak uit te kunnen oefenen en we passen de eisen daar niet op aan. Of het nu een vrouw of een man is. Nobody cares. Jachtvliegers worden beoordeeld op die tape, die laat zien of jij je job wel goed doet. En als je het niet goed doet, dan gaan we het de volgende keer beter doen met de kennis die je net hebt opgedaan. En als het dan nog een keer niet goed gaat, dan gaan we het nog een keer doen en als het dan nog niet lukt, dan gaan we kijken naar hoe het met je gaat. Dat heeft niets te maken met gender.  

Dus dat is wel jammer. De vakgebieden waar ze mega-gelijke kansen hebben, daar zie je vrouwen dus weinig terug. 

Even eerlijk. Had ik mezelf ooit als jachtvlieger gezien? Nee. Ten eerste heb ik er de lengte niet voor, maar ten tweede zou het niet eens in mij op zijn gekomen dat carrièrepad te bewandelen. Ondanks de schietstoel onder de trap, het squadron embleem aan de muur en de foto’s van de in formatievliegende F-104’s die in mijn jeugd als heel normaal in de woonkamer hingen. Waarom kijk ik dan toch als één van de weinige vrouwen met passie naar boven als er een gevechtstoestel over komt? Ik ren mijn keuken uit, ik zet mijn auto aan de kant van de weg, ik zoek, ik spot en ik wijs. Daar! Daar is ‘ie! Die trilling, het lawaai van overvliegende F-16’s tijdens het interview geven mij een tinteling in mijn buik en ik kan een glimlach toch echt niet verbergen. Wat is dit toch? Waar zit het ‘m nou in dat ik mij denk te herkennen in deze defensieclub? Deze open cultuur voor de insider, die totaal gesloten lijkt voor de outsider? 

Terug naar mijn aardrijkskundeleraar en de vele managers die mij in mijn carrière hebben mogen evalueren. Wisten zij veel! Eigenlijk wist ik het zelf niet eens en realiseer ik me het nu pas, na mijn bezoek aan vliegbasis Volkel: dat de basis van mijn gedrevenheid, mijn gedrag, opvoeding wellicht, de oorsprong vindt bij defensie en de luchtmacht in het bijzonder.

Een vrouw die een gevecht voert, maar dan met name met zichzelf. Een gevechtspiloot in haar eigen hoofd. Want wanneer je in je opvoeding, in je basis, je best doen niet goed genoeg is wanneer je je uiterste best niet gedaan hebt, extreme zelfreflectie, een continue kritische houding en een streven naar verbetering van jezelf de modus is? Wanneer ben je dan ooit succesvol? Wanneer ben je dan ooit echt klaar? Wanneer kan dat luchtgevecht als overwonnen beschouwd worden? Ook al sta je met beide benen op de grond.

Of is dát nu juist datgene wat de mensen die met defensie en met de luchtmacht in het bijzonder te maken hebben gehad, zo bijzonder maakt. Die extreme gedrevenheid. Die nooit aflatende stem in je hoofd naar verbetering van jezelf. Fouten maken, maar nooit herhalen. Het creëert hoogvliegers met een enorme snelheid. Op basis van keihard werken, op basis van blind vertrouwen op elkaar en waarin leiderschap en volger-schap elkaar tot in de uiterste puntjes aanvullen en onderling uitwisselbaar zijn.  Waarin niets vanzelf komt en alles een hoge prijs heeft. Wanneer dít werkethos breed gedragen zou worden in onze maatschappij, door onze regering, binnen onze zorg, ons onderwijsstelsel, onze opvoeding: zou deze manier van werken dan niet per definitie oplossing-gevend zijn? 

Ik geef het toe. Het zal even wennen zijn. Maar mijn hemel, wat een winst valt er te behalen…… De luchtmacht vlieger. Zo hoog in de lucht, zo ongrijpbaar, zo mysterieus. Maar ‘down to earth’ wanneer het aankomt op communicatie, teamspirit, transparantie en directheid. Niets bedekt met de mantel der liefde. Alles om het maximale, het beste, uit zichzelf, het team én het land waarvoor men dient te halen. Een missie die, wanneer Nederland zich daaraan geheel zou verbinden, ons land op de kop zou zetten. Noem het een ‘Inverted Dive’, een ‘Buzzing the Tower’, een ‘Best of the Best, we’ll make you better’- houding. De luchtmacht…..De plek waar onze maatschappij, zeker in de huidige tijd die wij met zijn allen vormgeven en op de wijze waarop wij die vormgeven, de meeste lering zou kunnen trekken. 

Top Gun op vliegbasis Volkel: praten en doen

Hans en Ian: Wanneer er een politieke keuze gemaakt wordt, waar er bommen gegooid moeten worden dan is het niet mijn job om daar een mening over te hebben. Mijn job is om mijn job te doen. Waar de politiek je ook naar toe stuurt. Het is ook niet zo dat we voor een of ander derde-wereldland met een vreemde overheid aan het werk zijn. Je bent voor de Nederlandse staat aan het werk. Dat weet je voordat je eraan begint en die maken zeer weloverwogen keuzes. Misschien soms zelfs té weloverwogen, waar we wel of niet heen gaan. 

Voor mij is het daarmee heel zwart-wit geweest. Of ‘the good guys gaan dood of de bad guys gaan dood’. Bij elke bom die ik gegooid heb, heb ik mezelf in de spiegel aan kunnen kijken.

De vliegerpsychologen zeiden wel dat wij heel goed zijn in ‘compartimentaliseren’. We zijn heel goed in – waar normale mensen misschien narigheid van ondervinden, waar ze wakker van blijven liggen ’s nachts – weg te stoppen in een doos, weg te drukken en dat zie je vervolgens nooit meer terug. Je probeert er zo professioneel mogelijk mee om te gaan. 

Als militair is het jouw taak om dat te doen, te kaderen van: dit is mijn taak, ik heb voor die baan gekozen, ik weet dat dit kan gebeuren, dan heb je dat uit te voeren. Dan kan je je alleen afvragen: heb ik mijn werk goed uitgevoerd of heb ik mijn werk niet goed uitgevoerd. En dat is het dan. 

Een vliegerpsycholoog is door dit compartimentaliseren in 99% van de tijd niet nodig, maar er zijn specifieke vliegerpsychologen die klaar staan om jou te helpen met je uitdagingen wanneer het toch wel nodig blijkt.

Ik heb dingen gezien en gedaan en soms ben je daar toch echt dichtbij. Je vliegt op een paar kilometer hoogte, maar het schermpje waar je op kijkt is toch wel volledig ingezoomd. Dus dan zie je ook dingen: het resultaat van je eigen werk. Ik kan me goed voorstellen dat sommige mensen daar toch even een kleine deuk van oplopen. Maar je wil die mensen niet meteen kwijt. En als dat uiteindelijk toch gebeurt, dan gebeurt dat.  Dat is gewoon heel simpel. 

De psychologie is begin jaren tachtig gekomen. In het begin was dat nul. In dat geval was met een collega praten, een extra biertje pakken, de modus wat kon helpen. Maar in het begin was het er niet. Ik denk als je in de Starfighter tijd zou zeggen ‘ik moet eens met de psycholoog gaan praten’ dat dat dan gelijk je laatste vlucht geweest zou zijn. Het was ‘not done’. Maar dat was toen in de hele maatschappij zo.  

Verhalen van collega’s die omkomen tijdens oefeningen en tijdens een missie, zijn ons beiden bekend. Ik zat nog geen twee maanden op de nummer 14. Ik was nummer 4 en ik vloog achter nummer 3 aan en die zie ik zo tegen een berg aanvliegen. Zo: Poef! Zo: pal voor m’n neus. Dan denk ik, punt één: heb ik gezien wat ik heb gezien? En vervolgens realiseer je dat en dan moet je ook schakelen. Je moet wel blijven werken, wel blijven vliegen, want je moet wél naar huis. Dat is de eerste keer dat je dat ziet. Zo dichtbij, dat had ik eigenlijk niet gedacht. Het is wat het is: het is gebeurd. Dat is wel iets des vliegers: Mij overkomt dat niet. Het is ook de instelling die je nodig hebt om door te kunnen gaan. 

Tegelijk is de modus ‘het gebeurt mij niet’, geen blind geloof! Mij overkomt dat niet, omdat ik elke dag knetterhard werk, om te zorgen dat mij dat niet overkomt. Dat is denk ik hét verschil. Je gaat niet achteroverleunen en denken: dat overkomt mij niet. Nee, mij overkomt dat niet, omdat ik drie uur na de vlucht nog steeds naar elke seconde van de tapes aan het kijken ben. En ook als er echt iets gevaarlijks gebeurt, dan gaan we er soms met de hele luchtmacht naar kijken. Elk jaar hebben we een ‘safety day’ en dan passeren de meest significante dingen die gebeuren de revue. Dan gaat de persoon die het heeft meegemaakt, vertellen wat er allemaal gebeurd is en wat er allemaal in zijn hoofd speelde. En dan wordt er heel feitelijk gekeken naar wat er gebeurd is, om er iets van te leren met z’n allen. In de hoop dat zoiets nooit meer gebeurt en in de wetenschap dat je dat nooit kan uitsluiten.

Geen van beide mannen heeft ooit getwijfeld aan zijn keuze of spijt ervaren om voor de luchtmacht te gaan vliegen. Het is een wereld die op zichzelf staat. Niet alleen voor hen als vliegers, maar voor het leven dat geleefd wordt en verbonden is met de luchtmacht. En daarmee dus ook voor hun vrouwen en kinderen. De partners hebben binnen de luchtmacht een ondersteunende, faciliterende rol. Dat was in de F-104 periode niet anders dan in de huidige tijd van de meest moderne, technische hoogstandjes van de F-35.

Hoe het zit met het thuisfront? Om dat te kunnen snappen moet je eerst uitleggen hoe het is om op uitzending te gaan. Ik vergelijk het altijd met topsport van de Olympische spelen. Oefenen hier in Nederland is trainen voor de Olympische spelen. Thuis zijn ze dat aan het ondersteunen. Je maakt als vlieger heel lange dagen en hebt daar dus steun voor nodig vanuit thuis. Je bent je hele leven aan het trainen voor die wedstrijd die je dan op een uitzending mag doen. Dus vliegers willen graag op uitzending, want dan kan je voor die ene keer een wedstrijd spelen in plaats van dat je altijd maar aan het trainen bent geweest. En voor het thuisfront zeg je op dat moment: ‘Maar jij mag niet mee’.

Dat is voor het thuisfront hoe het voelt en daarmee moeilijk. Aan de andere kant, als het thuisfront er niet was, dan was er ook geen luchtmacht, want dan zou er geen militair op uitzending kunnen. Het thuisfront moet dus zorgen dat alles maar blijft draaien, terwijl de vlieger de wedstrijd mag doen. 

In de beginjaren van de luchtmacht mocht je in de opleiding dan ook niet trouwen. Je moest je voor de volle 100% concentreren op je opleiding en niet laten afleiden door het gezin. Toen de eerste club naar Canada ging, hadden sommigen dat slim gedaan. Hoewel achteraf bleek dat het een verkeerde beslissing was. Die waren hun vriendin getrouwd voordat ze de opleiding in gingen, zodat ze mee kon. Maar de vrouwen hadden bijvoorbeeld een boekhouder getrouwd en kwamen in een keer in een luchtmacht wereld terecht en bleken naderhand een vlieger getrouwd te hebben en geen boekhouder. En daar zijn aardig wat huwelijken op gestrand. 

Vliegers maken dus lange dagen en zijn veel weg. Of het nu op een oefening of op een missie is. Uiteindelijk is het niet leuk als jouw man voor vier maanden naar Afghanistan gestuurd wordt en dan een paar maanden thuis is en dan weer weg gestuurd wordt en dan weer een paar maanden thuis, etc. Dan ben je toch eigenlijk alles in je uppie aan het doen. En dat is niet makkelijk.

Toch weten beide mannen zich volledig gesteund door hun gezin. Je was gewoon aan het werk en daarmee veel weg. Bovendien als het aanbod voor compensatie al zou komen en ze zouden aanbieden om te kunnen vliegen, dan koos men tóch voor het vliegen. En dat kan alleen maar omdat je weet dat dat thuis kán. 

Ter compensatie is daar de verbondenheid met de luchtmacht. Uiteraard een feest in de mess of een galadiner, dat je aan je vrouw kon bieden. Maar meer nog is daar de onderlinge verbondenheid tussen de partners van de vliegers. Elke vrijdag komt het squadron vrijblijvend samen, op zogenaamde inloopavonden. Er is dan één afspraak en dat is dat er niet over dienst gepraat mag worden. 

De partners van de vliegers kennen elkaar dus ook goed. Er ontstaan vriendschappen. Er wordt door hen ook samengewerkt. Bij het nachtvliegen (Avondwave van 8 tot 10 vliegers) dat gedaan werd, maakten de partners een schema en werd er op toerbeurt eten voor de vliegers gemaakt. Hetzelfde als er een kind werd geboren of als er iemand ziek werd. Dan worden er gewoon schema’s gemaakt, soms wel voor twee weken lang, zodat de mensen met een baby niet hoefden te koken. We hebben als Nederlanders natuurlijk ook een ‘hang naar gezelligheid’. 

Hoe thuis met luchtmacht omgegaan wordt, is denk ik ook de normaalste zaak van de wereld. De partner ondersteunt de man in zijn vlieg carrière omdat ze weet dat het zijn ‘ziel en zaligheid’ is. Je ondersteunt elkaar in de dingen die je prachtig vindt. 

Mijn feministische ‘ik’ krijgt bij al deze ondersteuning toch wat last van een kleine kriebel. Waarom zijn er geen vrouwen in de luchtmacht te vinden? Ze zijn er wel geweest, maar in zeer kleine aantallen. De uitzondering op de regel. Wanneer vrouwen prima kunnen multi-tasken, waarom zitten ze dan niet in die cockpit? Waarom bereiken ze de luchtmacht niet? Ik wil Kelly McGillis niet meer als instructor zien, ik wil wapperende blonde lokken onder die helm vandaan zien komen! Kelly McGillis die Maverick een high five geeft, wanneer zij die ‘need for speed’ voelt aankomen!  Wat gaat hier nu toch mis in de emancipatie?

(Foto met dank aan Collectie Nederlands instituut voor Militaire Historie)

Top Gun op vliegbasis Volkel: leider en wingman

De luchtmachtcultuur is dat de man die vliegt ‘moet weten waar hij mee bezig is’. En hoe weet je dat je weet waar je mee bezig bent? Door de volgende kenmerken: Je moet extreem gedreven zijn. Je moet aan de andere kant ook bescheidenheid hebben. Je loopt absoluut niet met je functie te koop, omdat het niet nodig is voor je werk, maar ook omdat je een continue drang hebt om te willen leren. Gevechtspiloten zijn bescheiden naar de buitenwereld toe, maar binnen het squadron is het juist heel open en meedogenloos. Gevechtspiloten moeten daarmee ‘teachable’ zijn. De drang om van fouten te leren is enorm. En daar zit een buitengewoon ongekende directe wijze van communiceren aan vast. Dat was vroeger zo en dat is nu nog steeds zo. Accepteren dat iemand je op directe wijze attendeert op fouten en dat je er iets mee doet en niet bij de pakken neer gaat zitten, zijn onderdeel van de luchtmachtcultuur. 

De drang om te willen leren is enorm: je haalt het hoogst haalbare in de vliegwereld, maar het is eigenlijk niet zo interessant. Want je bent nooit uitgeleerd. Het komt allemaal terug op de debriefing. Je doet je planning, je vluchtvoorbereiding en je vlucht, maar waar het allemaal op neerkomt is de debrief. Die is hard tegen hard waarbij rangen niet belangrijk zijn, maar waar het enige is dat telt: heb je je job goed gedaan en als je het niet goed hebt gedaan, hoe gaan we er de volgende keer voor zorgen dat het niet op dezelfde manier gaat gebeuren. Verbeter jezelf zodat je op dat topsportniveau komt. 

In een gevechtstoestel ziet men de wereld met regelmaat op de kop. De wijze waarop vliegers hun vlucht uitvoeren, is een manier waarvan wij in de burgermaatschappij nog veel zouden kunnen leren, namelijk de hiërarchie op zijn kop. Een leider (flightlead) kan binnen de luchtmachtstructuur een volger (wingman) zijn en andersom. Schakelen tussen leiderschap en het kunnen volgen is onlosmakelijk verbonden met een gevechtsfunctie in de lucht. Fouten worden evenredig hard gecorrigeerd door een leider als door een volger. 

Stel je voor hoe dit eruit zou zien als branches op de grond hetzelfde werkethos zouden gaan uitvoeren! Het is ondenkbaar in de wereld van de zorg dat een verpleegkundige de chirurg gaat vertellen dat hij het fout doet. Bam! Zo! Recht voor de raap. Of dat de startende beleidsambtenaar uit schaal 8 de zittende programmamanager uit schaal 13 zonder omwegen op fouten betrapt én daarmee confronteert. Of dat de wijkagent even aanklopt bij de korpschef om te zeggen dat het toch echt wel een tikkie beter kan. De luchtmacht heeft hierin een unieke werkwijze. 

Hans en Ian: De wereld gaat prat op leiderschap, maar heel goed kunnen volgen is in de vliegwereld misschien nog wel minstens zo belangrijk. Top Gun’s: ‘You can be my wingman any time’ is hiermee dus wel degelijk ergens op gebaseerd. 

Het is belangrijker dat jij heel integer, netjes, exact, professioneel kan volgen (ongeacht wat je rang of je verantwoordelijkheid binnen de rest van de organisatie is) want je moet ook nog eens een keertje de seconde dat je flightlead uit de lucht geschoten wordt, het direct kunnen overnemen. En daarmee verandert de constructie van het team en moet je dus schakelen en door kunnen pakken. 

Het aantal jaren vliegervaring of de meeste uren hebben, betekent dus niet dat jij de debriefing leidt of dat je per definitie op de nummer één staat in het formatievliegen. Dat doet de flightlead, die leidt de debrief en die kijkt naar wat de prestaties zijn van de hele vlucht. Je hebt daarmee een rol te spelen in de lucht maar ook in de debrief.  

Tegenwoordig staat alles op scherm en op beeld. Je kan alles analyseren via onomstotelijk bewijs. Vroeger was dat wel anders. In de Starfighter tijd had je een bepaald niveau van ervaring nodig om dit te kunnen zien. In de Starfighterperiode kreeg men de ervaring dat een leerling na een aantal klassen bepaalde fouten zou gaan maken. Daar kon je op zitten wachten. En maakte men geen fouten? Dan werd er wel voor gezorgd dat het niveau te hoog gesteld werd en je fouten ging maken. Dit creëerde vervolgens weer die bescheidenheid, maakt de vlieger ‘teachable’ en houdt de boog voor presteren continue gespannen.

De onderlinge directheid in de communicatie heeft ook te maken met het feit dat je elkaar moet kunnen vertrouwen. Het vertrouwen hebben dat we als team weer veilig thuiskomen. Dat bereik je alleen maar door openheid en eerlijkheid en vooral door niets binnen houden.

Daarom had je die vlieger-crewroom. Dat was niet om de vliegers op afstand te houden van andere gelederen binnen de luchtmacht, maar dat was om een kamer te hebben waarin er open en direct met elkaar gesproken kon worden over dingen die niet goed zijn gegaan of zaken die beter kunnen. 

Er moet ook blind vertrouwen zijn. Je hangt met z’n tweeën in de wolken: de flightlead navigeert en de wingman hangt aan je vleugel op één meter afstand. Je kan niet naar elkaar kijken, dus je moet er blind op vertrouwen dat hij niet tegen je aan vliegt en de wingman moet erop vertrouwen dat je ‘m niet de grond invliegt, maar jullie thuisbrengt.

In een cultuur waar brute directheid de modus is, waar fouten niet ongezien en onbesproken blijven en waar zelfreflectie op persoonlijke verbetering en performance leidend zijn in hoe je naar jezelf kijkt als mens, hoe kijk je aan tegen het daadwerkelijk uitvoeren van een missie? Is er emotie, zachtheid, breekbaarheid mogelijk wanneer je besluit dienst te nemen als gevechtsvlieger? Kan je deze reflectie ook maken? 

(Foto met dank aan Frank Crebas)

Top Gun op vliegbasis Volkel: de pianist en de piloot

Hans en Ian: Als je dit aan een concertpianist vraagt, dan zijn wij, normale mensen, doof voor de klanken en souplesse waarmee er gespeeld wordt. Een concertpianist kan niet aan ons uitleggen hoe het is om pianist te zijn op dat niveau. Het verschil met een pianist is dat je er nog naast kan zitten en kan proberen om het te begrijpen. Je kan het horen, maar zelfs dat is bij een gevechtsvlieger niet mogelijk. 

Voor al die beroepen die super-, supergespecialiseerd zijn, is dit niet uit te leggen zonder het te ervaren. Ik kan iemand meenemen naar boven, maar dan komen ze alleen maar met zulke grote ogen weer beneden en dan hebben ze 0,1 % meegekregen van wat er nu allemaal precies gebeurd is. 

Het vliegen is ook maar zo’n klein stukje van het geheel: het vliegen is alleen maar een middel om de taak uit te voeren die je moet uitvoeren. Een middel om die bommen ergens heen te brengen, een middel om een raket ergens naartoe te vliegen. Het vliegen is het papier waar je op schrijft en niet de tekst zelf.  

De missie, wat je precies doet en hoe je dat doet en hoe al die tactieken werken, dat is zo technisch, zo tot in detail uitgewerkt, zo precies. Nog steeds kan ik, zonder naar een tape te kijken die elke tiende seconde analyseert, je niet duidelijk maken wat het nou inhoudt om jachtvlieger te zijn. 

Het gevoel is dus anders. Een heel andere wereld. En zo is dat ook niet uit te leggen aan iemand die dat gevoel niet heeft. Ik kan niet uitleggen wat het betekent om met 6, 7, 8, 9 G de hoek om te gaan en toch je missie nog te blijven doen. 

Maar wat valt er dan wel uit te leggen? Wanneer het gevoel in de lucht onverklaarbaar is, blijkt het gevoel op de grond een deel van het mysterie op te heffen. Het wordt mij snel duidelijk gemaakt: vliegen bij de luchtmacht is kei- en keihard werken. De dagen zijn lang, de lat ligt onnoemlijk hoog, de druk staat op een intense spanning waar falen wel een optie is, maar niet wanneer je niet bereid bent ervan te leren en jezelf te pushen tot uiterste verbetering. Elke dag, elk uur, elke seconde maar weer. Het leven staat in het teken van topsport in de lucht. Een wereld waarin je, eenmaal binnen, in een team komt te werken waar presteren tot het uiterste het minimale van verdienste is, maar waar vertrouwen op elkaar en transparantie onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en de rode draad vormen binnen de luchtmachtcultuur. 

De luchtmacht is verre van statisch: een vliegtuig ontwikkelt zich vanuit het verleden naar het heden. Het wordt moderner, het wordt geautomatiseerder, maar de persoon die geselecteerd is om hem te vliegen blijft hetzelfde. Hetzelfde type mens. 

De vlieger moet de mindset hebben van een gevechtsvlieger: ‘gewoon…..absoluut wíllen vliegen’. Je moet het willen! Dat zal vroeger en nu hetzelfde zijn. Als je niet wil, dan gaat het gewoon niet. 

Mensen die van alles aan kunnen tonen aan vliegervaring, zien ze niet terug bij de luchtmacht. Je zou zelfs kunnen stellen dat hoe minder je weet over vliegen hoe meer onbeschreven blad je nog bent en hoe makkelijker je te vormen zal zijn.  Want dan is het juist lastiger bepaalde aangeleerde dingen of gedachtenpatronen weer af te leren. 

Er komen een hele hoop dingen bij kijken waarbij de relatie met het vliegen niet duidelijk is of simpelweg er helemaal niet is. Maar je zal dat wél moeten doen en goed ook, anders kom je niet verder. Zoals binnen bepaalde tijd 10km afstand moeten afleggen. Het heeft weinig met vliegen te maken, maar de hele opleiding stond stijf van dit soort dingen. Een continue test. Veel mensen halen de selectie dan ook niet of vallen tijdens de opleiding alsnog uit. Ze kunnen het tempo of ze kunnen de stress, de continue druk om op de toppen te moeten presteren, niet goed aan. 

De gouden regel: Iedereen kan de opleiding voor gevechtsvlieger doen, alleen niet iedereen kan de vliegopleiding doen in de tijd die je ervoor krijgt. 

Maar hoe zit het dan met de persoonlijkheid van de mens in dat gevechtstoestel? Met ‘Iceman’ die een gouden balpen rollend over zijn vingers afwikkelt, Maverick die in het oor van zijn wingman Goose fluistert dat hij zich afvraagt wie van hen ‘the best of the best is’ en Viper die de vliegers een pluim geeft door te zeggen dat ze ‘the best of the best zijn’ gevolgd door een knik en een stoere confirmatie ‘we’ll make you better’. Ik zie een groep van Alphamannen in een hok gestopt, loerend naar elkaar kijken hoe ze elkaar af kunnen gaan troeven in de lucht. Wat blijft er nog staan, wat blijft er nog over van mijn jeugdfilm, van mijn Maverick? Of is Maverick, net als Tom Cruise, toch echt vergane glorie? Of nog erger…..had Maverick ooit de selectie van jachtvlieger gehaald?

(Foto met dank aan Paramount Pictures)

Top Gun op vliegbasis Volkel: interview

Bij ons thuis stond een schietstoel onder de trap. De schietstoel was van grijs metaal, met stevige riemen. Op het zitgedeelte bevond zich de helm van de gevechtsvlieger. Een zwart scherm dat je met een grijze knop naar beneden kon trekken, maskeerde mijn kleine meisjesgezicht volledig wanneer ik de helm op mijn blonde hoofd zette. De helm was zwaar. Heel zwaar. Mijn kindernek voelde het gewicht en ik wilde de helm eigenlijk nooit lang op. Altijd maar even. Om aan mijn vriendinnetjes te laten zien hoe stoer het eruit zag. En hoe bijzonder het was. Die schietstoel. Onder onze trap…..

Ik ben opgegroeid in een gezin dat zijn wortels bij defensie heeft liggen. Zowel mijn moeder als mijn vader hebben gediend. Mijn moeder (tweede luitenant bij de luchtmacht) was onderdeel van een groep van zestig vrouwelijke officieren. Het is 1970. De groep vrouwen was toen nog een klein onderdeel van de in totaal driehonderd vrouwen op een groep van negentienduizend mannen die werkzaam waren bij de luchtmacht. Andere tijden…Mijn vader was in dezelfde tijd gedurende acht jaar gevechtsvlieger, onder andere op de F-104, beter bekend als de Starfighter. 

Bij ons thuis werd er hard gewerkt. Niets kwam vanzelf en veel dingen gebeurden ‘op karakter’. Zo denk ik persoonlijk dat ik niet een bijster hoog IQ had. Wel herinner ik me een aardrijkskundeleraar op school die mij in de brugklas suggereerde dat de havo ‘goed genoeg’ was voor een grietje als ik. Olie op het vuur. ‘I’ll show you!’ Ik slaagde in zes jaar voor het atheneumdiploma en rondde direct daarna binnen vier jaar de universiteit af. Gedurende de carrières die daarop volgden stond standaard in de evaluatie dat extreme gedrevenheid een kernkwaliteit was van deze kleine, blonde vrouw. Naar mijn beste weten een kwaliteit die er met de paplepel is ingegoten; ‘Je best doen is niet goed genoeg, als je je uiterste best niet gedaan hebt’. 

Vandaag ben ik, samen met mijn mede-interviewer Leonard, te gast op vliegbasis Volkel, de luchtmachtbasis in Noord-Brabant. Een bezoekerspas, een aanmeldloket en mannen in uniform bij de poort geven mij de entree op dit bijzondere terrein waar een deel van mijn opvoeding zijn oorsprong vindt. Aan de lange weg naar hangaar 1 waarin de F-104, de Starfighter, staat om opnieuw opgebouwd te worden, zie ik de F-16, de F-104 en de F-84 decoratief op de palen staan. Het ziet er geordend uit. Netjes. Volgens regels, die mij ergens bekend voorkomen en tegelijkertijd toch zo onbekend zijn voor een burger als ik.

F-16’s vliegen met donderende motoren over ons heen, terwijl ik in hangar 1 mijn blik laat glijden over een wand met squadron emblemen waarvan het embleem van de 312 een déjà vu gevoel oplevert. Een kopie van dat embleem hing vroeger bij ons thuis in de woonkamer. Het voelt als thuiskomen op onbekend terrein. Vreemd en toch bekend. Het interview met de twee gevechtsvliegers krijgt zijn take-off.

Hans van der Werff, voormalig F-104 vlieger en Ian Knight, voormalig F-35 vlieger. Beide mannen hebben ook op de F-16 gevlogen en zijn tientallen jaren in dienst geweest bij de luchtmacht. Naar mijn mening hebben zij daarmee de ervaring om mij te begeleiden bij het volbrengen van mijn persoonlijke missie. En die missie vandaag is: het mysterie dat luchtmacht heet te ontrafelen. Wie is de man in de cockpit van een gevechtstoestel? Wat heeft ervoor gezorgd dat deze man, na een selectie uit honderden aanmeldingen, dit snelle toestel de lucht in mag brengen en die de slag maakt tussen bedacht beleid op een ministerie naar de praktijk in het uitvoeren van gevechtsmissies? Wat voelt en denkt een gevechtsvlieger nu eigenlijk? Kortom: hoe haal ik de luchtmacht die door hoogte en snelheid onbereikbaar lijkt, terug naar de grond en maak ik het tastbaar, begrijpbaar voor een burger zoals ik? Een burger zoals u wellicht….

Top Gun was, zoals ‘the Sound of Music’ of ‘Sissi’ in andere gezinnen vaste prik was, bij ons thuis minstens twee keer per jaar op de buis. Gevechtsvliegen ging voor mij als kind met name over snelheid en geluid, over dogfights in de lucht, over wedstrijden tegen de beste van de besten en natuurlijk over volleybal, niet te vergeten. Het hield voor mij niet zozeer verband met het dood maken van mensen en totale destructie in tijden van oorlog en conflict. Naïef wellicht, want dat is natuurlijk wel het bestaansrecht van de luchtmacht of defensie in het algemeen. Oorlog voeren of vrede stichten, aanvallen of verdedigen, doden of redden: het ligt er maar net aan vanuit welke kant die waarheid belicht wordt. 

Wij, burgers, kunnen met een wijzende vinger het bommen gooien, schoten lossen en vechten in het algemeen, ‘goed’- of ‘af keuren, maar laten we eerlijk zijn: dat zou naïviteit ten top zijn. Zoals het wegbezuinigen van IC-bedden naïef was om vervolgens moord en brand te roepen wanneer er een pandemie uitbreekt. Zoals de teloorgang van salarissen en kennis in het onderwijs en dan klagen dat de jeugd niet meer kan lezen of schrijven. Noem het ‘first world problems’: een beschuldiging die je alleen kan uiten in tijden van vrede, wanneer je je veilig waant en je eigen ouders ook geen oorlog gekend hebben. Dán is defensie wellicht nutteloos. Dán is defensie een ongewenste onkostenpost. 

Tot het moment dát die pandemie aan de deur staat. Tot het moment dát kinderen massaal dyslectie als diagnose krijgen vanwege een gebrek aan gedegen onderwijs. Tot het moment dat de vijand aan de deur staat, ons bestaansrecht in gevaar brengt en handel en welvaart in extreem gedrang komen. U zegt: “Dat gaat nooit gebeuren?”

De pandemie is er ook. De economie gaat er momenteel volledig aan onderdoor. De kinderen hebben een onderwijsachterstand die nu eindelijk onderkend wordt door de onderwijscommissie. Wees geen struisvogel: defensie is er voor ú, voor wanneer dat moment er toch weer zal zijn en wij zullen moeten strijden.

Hans en Ian: Burgers vinden het moeilijk om te zien dat de vrede en veiligheid die defensie hun geeft, verbonden is met de welvaart die er in Nederland is. Nederland is een handelsland. Nederlanders moeten begrijpen dat als Nederland zo hoog op de lijst van exporterende landen staat, je dat te danken hebt aan een zekere stabiliteit. Die stabiliteit kan je alleen bereiken als je defensie op orde is. Er kan geen handel zijn als er ergens oorlog is. En er kan geen handel zijn als je niet als respectabel land in de wereld te boek staat. Dat zijn dingen die hand in hand gaan. Maar de Nederlander ziet dat niet, voelt dat niet, omdat mensen dat in tijden van vrede moeilijk vinden. Ze kunnen niet voorspellen wanneer defensie daadwerkelijk wèl ingezet moet worden. 

De geschiedenis leert ons dit: dat wij niet zo bijzonder zijn dat we oorlog en conflict kunnen voorkomen. Dat de geschiedenis zich niet zal herhalen. Leed zal er altijd zijn. Hoewel we dat moment natuurlijk zover mogelijk voor ons uit proberen te schuiven. Totdat dát moment zich voltrekt, laten we onze luchtmachters oefenen. Elke dag. Hoog in de lucht. Maar wat speelt zich daar dan precies af? Hoe voelt het om te vliegen in een toestel van dit formaat, met de snelheden die er gevlogen worden? 

(Foto met dank aan Frank Crebas)


 

 

De blauwe hap - Renske Dragt

De blauwe Hap

Elke woensdag was het bij ons thuis raak: rijst op het menu. Als kind vervloekte ik de rijstkorrels en de Aziatische geuren die me tegemoet walmden vanaf de eettafel. Bij ons thuis gebeurden dingen nu eenmaal omdat ze zo gebeurden. Het kwam niet bij me op daar vraagtekens bij te plaatsen. En ontstonden de –soms kritische- vragen wel, dan leerde ik toch al snel dat het tot weinig resultaat of verandering leidde, want: “zo doen we dat hier nu eenmaal”. En dus stond daar elke woensdag die dampende rijsttafel voor mijn neus, waar ik (als kind tenminste) een sterke voorkeur had voor een simpel, Nederlands, AVG-‘tje (aardappel, vlees, groente).

Afgelopen week was ik op bezoek in de voormalige Detmers kazerne in Eefde. Een kazerne die is opengesteld voor veteranen van de marine, de landmacht en de luchtmacht. Een gebouw dat historie ademt en waarin een groep gepassioneerde vrijwilligers een gezellige ontmoetingsplek heeft weten te creëren voor mensen die zich hebben verbonden aan defensie.

Ik plof neer in een van de fauteuils en eigenlijk staat er per omgaande een dampende bak koffie voor mijn neus. De stijlvolle, oudere heer (met ascot knot zijden sjaaltje onder zijn overhemd), die naast mij zit, geniet samen met mij van de huiselijke sfeer van de kazerne en kijkt mij een beetje peilend aan. Ik verwonder mij ondertussen over de relikwieën die om mij heen zijn verwerkt in het interieur. Een damesuniform van de ‘gele rijders’, een blauw luchtmacht-uniform, een vitrine met aan defensie gerelateerde voorwerpen en een wapenkist als koffietafel met daar bovenop een aantal magazines die in eigen beheer zijn uitgegeven. Er valt genoeg te zien, maar nog meer te bespreken.

Meneer Vink steekt van wal. Een toepasselijk gezegde aangezien meneer Vink meer dan dertig jaar bij de marine heeft gediend. In vogelvlucht (mooie woordkeuze wanneer het om mijn passie gaat) neemt hij mij mee op reis in zijn verhaal over de marine. 

Een jeugd waarin ‘niet zeuren, maar poetsen’ er met de paplepel is ingegoten, deed hem uiteindelijk op achttienjarige leeftijd bij de Marine belanden. Meneer Vink praat openhartig en het voelt alsof ik met een ‘oud-KLM-er’ aan het ontbijt in Mexico zit. Alleen dan in plaats van een bord vol gelepeld met quacamole, een ‘bakkie pleur’ met een koffiekoekje café noir. Tradities, tradities. Of je nu in het blauwe KLM- uniform staat of in het uniform van de marine, de landmacht of de luchtmacht. Elke eenheid heeft zijn eigen rituelen, zijn eigen cultuur, zijn eigen taal. Maar wanneer je daartoe bereid bent en over je eigen muurtje heen blikt, zie je dat we (ook al bekt of oogt het soms net even anders) bijzonder veel met elkaar delen.

Meneer Vink laat mij meevaren over zijn oceanen. Van drieweekse trips naar Copenhagen, tot aan avontuur in de Verenigde Staten en dan door naar Azië. Hij vaart, ik vlieg, maar samen reizen wij naar alle uithoeken van de wereld. Onregelmatige diensten, kameraadschap met collega’s, het ver weg zijn van huis en haard (ook op momenten dat je liever ter ondersteuning van het gezin thuis was geweest) en een leven dat zich afspeelt in een bijzonder kleine ruimte met een lading onbekenden die tegelijk zo snel bekend voor je worden. De hiërarchie bepaalt de werkmethodiek en maakt alles glashelder. We kijken elkaar aan en we vinden herkenning in elkaar. Dit zit in ons DNA. Het water voor meneer Vink. De lucht voor Renske.

Die hiërarchie zorgde ervoor dat meneer Vink in zijn rang de eerste keus had voor een bunkbed in een onderzeeboot. Hij koos (zo dacht hij tenminste) wijselijk voor de hoogste bunk. De bedden in een onderzeeboot zijn in viertallen boven elkaar gestapeld met een tussenruimte van een kleine twintig centimeter ertussen. Claustrofobische gedachten van heftige turbulentie in de OCR (Overhead Crew Rest, de plek waar luchtvaartbemanning kan slapen) poppen direct in mijn brein. De bovenste bunk bij de onderzeeboot ademde lucht. Tenminste, voor zo lang het duurde, want meneer Vink wist niet dat boven het bovenste bed een kistje voor belastingvrije sigaretten opgehangen werd, dat de ademruimte reduceerde naar een benauwde vijf centimeter. Meneer Vink moet er nog steeds om lachen: hoe zijn rang zich tegen hem keerde door zijn onwetendheid op die allereerste onderzeebootreis.

In de voormalige Detmers kazerne wordt ‘militaal’ gesproken. Als buitenstaander (of moet ik schrijven ‘nukubu’?) snap ik er helemaal niets van. Termen als ‘liboza’, ‘rotota’ en ‘blauwe hap’ vliegen me om de oren. Wanneer ik bij elke term uitleg vraag, wordt er gegniffeld maar meteen ook de moeite genomen om mij mee te nemen in ‘defensieland’. Ook al wordt er codetaal gesproken, ik snap wel wat hier gebeurt. Ik zou namelijk hetzelfde kunnen doen met termen als ‘goudvinkjes’, ‘tweede-tweede’, ‘ica’ en ‘slippen’ die gangbaar zijn binnen de luchtvaart. Dit is cultuur. Dit zijn tradities. En dit maakt dat wij ons verbonden voelen met ons speciale beroep.

Een klein beetje opgelucht was ik toch wel, toen ‘de blauwe hap’ uitgelegd werd. Mijn aanname dat de KLM het al pittig genoeg had in deze tijd en nu opgevroten zou worden door een voor mij nog onbekende, die bij defensie al bekend zou zijn, werd snel gepareerd. ‘De blauwe hap’ staat voor een Indische rijsttafel, die elke woensdag geserveerd wordt. In eerste instantie vindt ‘de blauwe hap’ zijn oorsprong bij de marine. De kleur blauw is natuurlijk gerelateerd aan de kleur van de marine, maar verwijst ook naar de Indonesische jongens. Iets wat nu als racistisch gemarkeerd zou worden, maar tegelijk ook een weerwoord was als reactie op het feit dat de blanken in Indonesië bij de geringste inspanning een rode kop kregen en daarom ‘roodkop’, ‘roodnek’ of ‘rooie’ werden genoemd. 

Uiteindelijk nemen landmacht en luchtmacht het gebruik, een rijsttafel op woensdag, over. De schellen vallen van mijn ogen. Als dochter van een voormalig luchtmachtvlieger en een stoere moeder die de luchtmacht ooit diende als tweede luitenant heb ik me nooit gerealiseerd dat, hoewel dit gezin al jaren burgerluchtvaart-minded is, luchtmacht-tradities en defensietradities nog steeds niet losgelaten zijn. Ik zat als kind blijkbaar onbewust met defensie aan tafel. In ieder geval op de woensdag, wanneer ik ‘de blauwe hap’ nuttigde.

‘Ik zou zó graag nog eens een stukje varen’, verzucht meneer Vink. Ik kijk hem aan en onze harten kloppen in hetzelfde ritme. Want man, wát snap ik dit. Meneer Vink, ik zou zó graag nog een stukje vliegen. Zullen we elkaar voor nu dan maar verhalen vertellen? U vertelt mij over het water, dan vertel ik u over de lucht. Want, in een kleine ruimte zo diep onder de golven van de oceaan gebeurt er zoveel meer dan in eerste instantie gedacht wordt. Net als dat in een kleine ruimte op tien kilometer hoogte het geval is. En als we dan toch bezig zijn, laten we dan eens gek doen, meneer Vink! Zullen we samen dan ook een keer iets ‘blauws happen’? 

Paparazzi in de cabine

In eerste instantie lijkt hij een vriendelijke, geïnteresseerde oude baas. Samen met zijn vrouw komt hij kletsend de cabine binnen. Ze hebben een heerlijke vakantie op Curaçao gehad en zijn nu weer fijn met de blauwe club onderweg naar huis. Zoals veel Nederlanders dat doen, maakt hij zich zijn stoel snel eigen en voelt zich volledig ‘thuis’. De koffie pruttelt, de kleur is al honderd jaar blauw en de crew spreekt Nederlands. Wat wil een Nederlander nog meer?

Ze zitten tegenover mij bij de nooduitgang. Dit baby-boomende stel, waarvan de man niet te houden is terwijl het vrijblijvende vragenuurtje is begonnen. De ene na de andere vraag wordt op mij afgevuurd. Ik vind zijn enthousiasme aanvankelijk wel aandoenlijk en beantwoord alles zo goed als ik kan, terwijl ik ondertussen mijn best doe om ook andere passagiers aandacht te schenken en zich welkom te laten voelen. Maar de beste man maakt mijn werk tot een uitdaging. Gelukkig ben ik vaak wel in voor een uitdaging, dus ik zet een tandje bij en laat mijn ‘multi-taskende ik’ de boventoon voeren.

Wanneer meneer merkt dat er bij mij wel een potje te breken valt, slaat de toon om naar onvervalste ‘humor’. Of moet ik schrijven: ‘valse humor?’ Mijn relatie met de cockpit komt aan bod, mijn vermeende lage opleidingsniveau en de opmerking dat ‘het stewardessen-vak en het KLM-personeel al lang niet meer is wat het ooit geweest is’ slik ik als zoete koek. Ik grimas in plaats van dat ik glimlach, ik vermaal de woorden in mijn mond en slik de van repliek dienende antwoorden in.

Wanneer de ‘fasten seatbelt’ verlichting na take-off uitgaat en de bijhorende toon afgeeft, ontdoe ik mij van de riemen én van deze bejaarde aan wie ik langzaamaan een hekel begin te krijgen. Ik vlucht nog nét niet rennend naar de galley.

Laat de service maar beginnen! Ik bouw mijn kar op, vul alle plateaus met zogenaamde ‘happen’ en duw mijn zware container over de drempel (wie die drempel ooit bedacht heeft zou het beroep van ‘stess’ eens moeten gaan uitoefenen) het gangpad in. Bij deur 23 wacht ‘mijn’ grijsaard mij met open armen op. Dit keer met videocamera in de aanslag. Hij filmt mij, zoomt in en terwijl hij mij filmt, becommentarieert hij mijn manier van werken. Dat ik mij erger aan dit gedrag zou een understatement genoemd kunnen worden.

De richtlijnen zijn sinds een aantal jaren duidelijk. Personeel mag aan boord niet (meer) gefilmd of gefotografeerd worden.  En de redenen hiervoor zijn wat mij betreft niet heel moeilijk te raden. De keer dat ik mijn collega op een Europa-vlucht in het gangpad zag staan met een lading hooligans tegenover zich, van waaruit een luid bulderend ‘daar moet een piemel in’ zangkoor gestart werd, vind ik persoonlijk tenenkrommend te noemen. De keren dat collega’s bij een escalatie van agressie in ‘the picture’ gezet werden door passagiers die het zien als een vorm van entertainment of ‘je zal het maar vast gelegd hebben voor het publiek op de grond dat er straks na de landing fijn van kan meesmullen’ komen steeds vaker voor. Mondkapjes discussies, deportees die het land uit gezet moeten worden of simpelweg ongelikte mensen die het nodig vinden om verbinding te zoeken aan de hand van een telefoon of camera.

We gaan niet de menselijke verbinding met het personeel dat in de frontlinie staat, aan. Nee. Die gaan we, telefoon-verslaafden die we zijn, massaal aan de hand van beelden evalueren op gedrag én uiterlijk. De verbinding zoeken we via de likes en de entertainmentindustrie van Facebook, Instagram en LinkedIn, die hierachter schuil gaat. De verbinding met de mensen op de grond: De beoordelende of zijn het de veroordelende toeschouwers die niet eens aan boord zijn!

De ‘de-humafying’ van mensen door continue aan de slag te zijn met onze camera’s en het internet ervaar ik persoonlijk als een van de grootste flaws van omgangsvormen in onze maatschappij. De comments, de likes, de vuilnisbaktaal die over het net gespuid worden in de schijnveiligheid van anonimiteit, zijn kenmerken van onze samenleving waar we scherper op moeten zijn. Inbeeldingsvermogen is daar een krachtig element in. Dus in het licht van Pasen, laat ik mijn relaas bijbels afsluiten. ‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet’.

Welkom aan boord. Ú staat daar in uniform. Ú mag gastvrij uw passagiers ontvangen. Met wie gaat u liever het gesprek aan? Met de klant die zich bescheiden weet op te stellen of met een camera die ongevraagd voor je giechel geduwd wordt?

Een overpeinzing waard. Een gedachte die trouwens niet alleen geldt voor omgangsvormen in de lucht, maar net zo van toepassing is voor ons gedrag op de grond.

Fijne Pasen!

Vliegend naar de stembus

Weet u het nog? Alles wat ons zo bindt als Nederlanders?

Het ‘prepare for landing’ commando is geweest en langzaam zakken we door de grijze wolken vanuit grote hoogtes naar beneden. Ik zie de windmolens in de zee staan. Op de plek waar ze horen, namelijk in zee. Een teken dat we Nederlands grondgebied naderen. Nederland. Het land van betuttelende regels waarin het afgelopen jaar een uiterste grens in betutteling bereikt is. Maar ook een land waarin we nog steeds toegang hebben tot de gezondheidszorg, onderwijs en een dak boven ons hoofd. Een fantastisch land! Een land waar ik altijd met blijdschap mijn voeten weer op de bodem zet. Want man, op bijna alle plekken in de wereld waar we landen, is het zoveel slechter geregeld….

Terwijl ik dit schrijf, moet ik mezelf corrigeren. Het land waar je toegang hebt tot gezondheidszorg zo lang die niet uitgesteld wordt vanwege corona, tot onderwijs zo lang je maar niet te veel kennisoverdracht vraagt en studenten thuis vereenzamen en je een dak boven je hoofd hebt….. zolang je maar geen ondernemer bent geweest in 2020.

Corrigeren en scherp zijn op jezelf. Reflecteren en het aandurven om fouten toe te geven. Dat zijn eigenschappen die in de luchtvaart voorop staan. Elk proces dat zich in de lucht afspeelt, wordt -en is- namelijk onder de loep genomen. Er zijn fouten gemaakt. Soms waren die fouten fataal. Maar bij elke fout is er onderzoek gedaan, werd er opnieuw gekeken naar de procedures en zijn methoden aangepast, ter verbetering van de wereld die zich afspeelt in de lucht.

Er wordt binnen de luchtvaart gereflecteerd. En dát is een eigenschap die goud waard is. Want zo lang je reflecteert, het lef hebt toe te geven dat je een fout hebt gemaakt, is er ruimte tot verbetering en ongekende groei. En prachtige eigenschap! Een cruciale eigenschap die ik alle leden van het OMT en het kabinet in haar geheel toewens, want daar is een draconisch gebrek aan geweest. Maar goed. Terug naar wat ons ook al weer zo bindt…..

Ik zie ons koningshuis. Zonder ons koningshuis namelijk geen reden voor koningsdag. Een dag die ons allen samenbrengt en veel plezier geeft. Een dag waar we ons hele hebben en houden naar buiten slepen om schaamteloos te verkopen en daar zelfs met die vervelende buurman in één keer de grootste lol om kunnen hebben. Want daar ligt toch echt een verborgen ‘buttplug’ verstopt tussen al dat antiek. Zie je dat dan niet?!  Alleen…. Even dit jaar niet.

Maar laat ik mezelf corrigeren. Sommige leden van ons koningshuis waren dit jaar, na een vluchtje Griekenland, ook niet de personen om vooraan in onze parade te zetten. Toegegeven, de koning is wel de enige met bevoegdheid die de hand in eigen boezem heeft gestoken met de slogan ‘wij zijn niet onfeilbaar’. Daar heb ik dan (min of meer) nog respect voor. Ook zij geven fouten toe. Zij reflecteren en geven toe dat dit niet de juiste weg was. Hadden ze in hun positie niet hoeven doen. Maar ze doen het tóch. Hulde.

Ik zie voetbalmatches waarin we ons massaal verbinden aan de oranje kleur, met een verklede indiaan op de bühne en de oranje leeuw in het vaandel. Ach, u houdt niet van voetbal……Dan zie ik ‘King Richard’ een Amerikaan van de baan slaan op het mooie Wimbledon. Met wapperende wimpers Daphne Deckers als ‘Queen to be’ juichend en o zo Nederlands in het tonen van haar enthousiasme. Oh wacht, wat dacht u anders van schaatsen? De beer uit Lemmer of nóg beter, met z’n allen hopend op dat dikke laagje ijs dat ons allemaal de ijzers doet onderbinden. En na afloop boerenkool met worst of warme chocolademelk. Die hadden we dit jaar in ieder geval ‘in the pocket’!

Laten we hopen dat het sporten en dus gezondheid ons snel weer gegund is! Want man, man, sporten is toch juist zo belangrijk tegen die vetrol op de buik. Is dat trouwens niet een van de redenen waarom mensen in het ziekenhuis belanden? Vet op de buik? Hoe dan ook, ik durf te stellen dat vanuit de luchtvaart menig uniform het afgelopen jaar strakker is gaan zitten. Weinig vliegen, is minder beweging op de vliegvelden en in de lucht. Vul dat aan met zorgen over het behoud van je baan in combinatie met een flesje wijn en de cirkel is weer rond. Gezond is anders.

Ik zie een land dat in tijden van nood de portemonnee trekt. Niet zo zeer vanuit de overheid, maar vanuit de eigen geldpot. Ergens op de wereld voltrekt zich een ramp, er wordt een noodnummer opengesteld en wij doneren. Overvloedig, want wij zijn ons bewust van onze eigen overvloed. We doneren uit ons gevoel van gezamenlijke verantwoordelijkheid, ons gevoel van vrijgevigheid. Een land dat nu tot op het bot toe verdeeld is, door de ellende die zich achter gesloten deuren afspeelt. De armoede rukt binnen onze eigen landsgrenzen op. Schade door het virus versus schade door armoede. Het is een moment van reflectie waard, dunkt me. Hoewel het lijkt alsof ik vanaf een wolk naar beneden zit te schreeuwen, want mijn woorden lijken wel aan dovemansoren gericht. 

Ik zie een volk dat zich kleurt in allerlei kleuren. Een land dat geniet van culinaire hoogstandjes uit Vietnam, Thailand, China en Indonesië, maar ook een land dat houdt van de kebab en de gyros en van de groente van de Turk om de hoek. Uiteraard naast de pindakaas op het brood of de havermout in de pap. Een land dat wantrouwig kan zijn om iets wat ze niet kent, maar waar wel degelijk plek is voor mensen die hulp nodig hebben. Want zo doen wij dat. Al generaties.

Terwijl ik dit schrijf, zie ik hier dan uiteindelijk wel een lichtpuntje. Waar we voorheen een ‘wij-zij’ contrast voerden op uiterlijk en culturele achtergrond, lijkt die in 2020 wel echt geparkeerd te zijn. Nu is het ‘wij-zij’ denkkader gegrond op virus-blindheid versus virus-waanzin? Interessant fenomeen om te aanschouwen, hoewel het wel zeer uitdagend is gebleken nu duidelijk groepen aan te wijzen. Die groepen snijden nu namelijk door elk voormalige formatie heen, wat het lastig ‘labelen’ maakt. Een gevoel van onzekerheid bekruipt mij en met mij, vele Nederlanders. Eureka! Een gemeenschappelijke deler gevonden.

Weet u nog…..die tijd vóór het virus? Moeilijk, hè? Om dat nog terug te halen….

De tijd waarin we prat gingen op een land waarin er vrijheid van meningsuiting was? Waarin mensen ‘anders’ mochten doen en zijn? Een land waar protesteren mogelijk was? Want ook al zijn de buurlanden en andere continenten ‘narrow minded’, wíj laten zien hoe het óók kan! Wij zijn het land van de ‘grote ramen’. Alles mag en we schamen ons niet snel. Een ‘open’ cultuur.

In een jaar tijd hebben wij het beste en het slechtste in ons naar boven laten komen. We zijn opgestaan om anderen te helpen, we hebben veerkracht getoond, zijn buitengewoon innovatief te werk gegaan, hebben geluisterd naar autoriteit en kleuren soms net even buiten de lijntjes, want ook dát zijn wij. Maar…… de rek is eruit. En terecht.

Dus daarom: Welkom aan boord van ons vliegtuig! Welkom in een wereld die zich afspeelt in een afgesloten ruimte en waarin we het wérkelijk samen met elkaar moeten zien te redden. Niet alleen de ouderen en de zieken, maar iedereen! Bij ons aan boord krijgt iedereen te eten en te drinken. Bij ons aan boord mag iedereen zich verdiepen in zijn televisieschermpje of even een grapje maken met de stewardess. Er worden verhalen met elkaar gedeeld: we raken elkaar in het hart, de enige plek die er werkelijk toe doet.

In ons vliegtuig is het er op zijn Nederlands gezellig! Maar, laat één ding duidelijk zijn: We gaan samen (!) de reis aan. Ongeacht wat er tijdens de reis zal gebeuren (of er nu turbulentie is, iemand doodziek wordt of dat er een noodlanding gemaakt wordt) we halen samen het beste in elkaar naar boven, de crew en de passagiers. En…..we laten niemand achter!

Een proces dat zich afspeelt door meer dan een eeuw ervaring. Een proces waarin we hebben gereflecteerd op ons handelen. Een proces waarin er fouten zijn gemaakt én zijn toegegeven. We hebben keer op keer opnieuw afgewogen. Nieuwe keuzes zijn daaruit vervolgens gemaakt. De luchtvaart: een wereld op zich. Een wereld waar de politiek veel van zou kunnen leren. 

Nederlanders:

Ik zie u allemaal en massaal bij de stembus.

.

De dansende stewardess

Ik klem mijn handen om de balustrade heen. Sexy Latijns-Amerikaanse klanken galmen door de zaal. Mijn heupen bewegen automatisch mee op de muziek. Op de dansvloer wordt er door jong en oud gedanst. Lichamen bewegen op de maat, soms uit de maat, maar altijd in elkaars nabijheid. Mijn ogen observeren de menigte. Stiekem voel ik me verlegen door de intensiteit waarin muziek en beweging tot een hoogtepunt leiden. Ik probeer het ritme op te pakken en mijn Nederlandse melkmeisjescultuur van me af te schudden om mij als blonde Latina te ‘laten gaan’. Het balkon biedt een veilige barrière tussen mij en deze mensen met ongekend ritmische ‘roots’. Maar mijn onzichtbaarheid is slechts van korte duur….

Aan de andere kant van de dansvloer sta jij. Je wenkt. Ik kijk weg. Je komt naar me toe, legt je hand op die van mij en pakt ‘m vast. Je leidt me langs de balustrade, het trapje af, naar het midden van de dansvloer. Ik draai een cirkel en tol als een volleerde ballerina in jouw armen rond. Onze lichamen bewegen tegen elkaar aan. Ik ken jou niet. Jij kent mij niet. Ik spreek jouw taal niet. Jij spreekt de mijne niet. Maar onze ogen hechten zich aan elkaar vast. Taal is overbodig gemaakt. Onze lichamen spreken hun eigen taal. Op het ritme van de muziek. Heupen tegen heupen, armen om jou heen, armen om mij heen, dansen we door de nacht.

Ik voel me jong, ik voel me vrij, ik voel me verliefd, ik voel me sexy….als ik dans…..Ik dans op de dansvloer in Lima, ik dans op de dansvloer in Hongkong, ik dans in Taipei, ik dans in Bangkok, in Kuala Lumpur, in Mexico…..

Dansend ga ik de wereld over. Dansend laat ik de vlinders uit de lucht fladderen in mijn buik. Want als je danst voel je dat je leeft! En wanneer je vliegt, voel je dat je bruist! Alle opties liggen op tafel: oud wordt weer jong, stagnatie wordt weer vloeibaar. De wereld ligt voor je open, de wereld ligt aan je -dansende- voeten en alles is mogelijk. Het leven is een avontuur waarvan de uitkomst nog bepaald mag gaan worden. Ik gooi mijn armen in de lucht, ik juich, ik bruis en ik dans zoals ik nooit tevoren danste.

Vanuit de wetenschap zijn er vele onderzoeken geweest naar het belang van aanraking. Zo blijkt uit onderzoek dat vroeg huid-op-huid contact zorgt voor beter ontwikkelde hersenen bij baby’s. Ook blijkt uit onderzoek dat aanraking zorgt voor het loskomen van endorfine, wat ervoor zorgt dat depressies worden tegengegaan, maar ook dat het lichaam zich beter herstelt na ziekte. Informatie die keer op keer in mijn hoofd opduikt, omdat het meer dan relevant is in de situatie waar we nu met z’n allen doorheen gaan.

Ik geef je een voorbeeld van vroegere jaren. Na de uitbraak van de Spaanse griep in 1918 ontstond er in de jaren twintig een tegenbeweging. De mensen vierden het leven zoals nooit tevoren. Het was de tijd van de ‘roaring twenties‘!

Met name voor vrouwen veranderde er in die periode veel. Haren werden korter geknipt, de jurk werd tot op knielengte ingekort en er werd gerookt, gedronken en gedanst! En óf dat er gedanst werd! Vrouwen als Coco Chanel namen als rolmodel het voortouw in het bevorderen van vrijheden die men nog niet eerder gekend had. Een voorbode voor wat er nog voor ons komen zal? ‘Let the roaring twenties begin!’

Mijn lichaam snakt naar een dans op de dansvloer. Mijn ziel verlangt naar verre bestemmingen, naar het onverwachte avontuur. Mijn geest vibreert door de hoop die er is als vliegen weer volledig mogelijk zal zijn, wanneer het luchtruim opengegooid gaat worden en we kunnen gaan fladderen. Als vlinders die fladderen in je buik wanneer je intens verliefd bent. Want ja, ik word verliefd. Verliefd door een simpele aanraking van mijn medemens. Verliefd op een dans die wij zullen gaan dansen op een buitenlandse dansvloer waar we elkaars taal niet spreken, maar menselijke interactie leidend en oh, zo normaal is. Verliefd op het vliegen dat deze dans, deze aanraking, deze eerste levensbehoefte, mogelijk maakt.

Wanneer zullen we samen dansen? Wanneer zullen we ons weer jong en levend voelen? Wanneer het kan en onze ‘roaring twenties’ er zijn .….waar zullen we dan samen heen vliegen?

Ik kan niet wachten……En jij?

De stewardess gaat de politiek in

Wanneer u aan een vliegtuig denkt, is het voor u misschien niet meer dan een vervoersmiddel. Een manier van transport tussen Nederland en uw zakenrelatie in het buitenland of een mooie vakantie die u tegemoet reist. Maar wanneer we uitzoomen naar de praktische kant van de noodzaak van uw vliegreis, dan neem ik u graag mee aan boord van een wereldje dat -naast bestemmingen- ook mensen met elkaar verbindt. 

Er gebeurt daar namelijk, zo hoog in de lucht, zoveel meer dan alleen maar vliegen. Op een bepaalde manier zou je kunnen denken dat vliegend personeel ook mensen vertegenwoordigt die werkzaam zijn in heel andere branches: het horecapersoneel, verpleegkundigen, de psychotherapeuten, de opvoeders, de verkopers, het politiekorps, de theatermakers en bijvoorbeeld de brandweer. En wat er momenteel in de luchtvaart gebeurt, een goed beeld geeft van wat er zich afspeelt in andere branches op de grond. 

Vliegen is voor duizenden mensen een baan, een toekomst, een manier om inkomsten te genereren. En die zekerheid staat nu al maanden op het spel. Net zoals voor mensen, die op de grond werkzaam zijn, dezelfde zekerheid ook al maanden op het spel staat.

Vandaag sta ik bij de ‘driejaarlijkse’. De driejaarlijkse staat voor een training die elke drie jaar plaats vindt en die met name de focus heeft op agressietraining en noodsituaties waarbij een evacuatie niet te vermijden is. Op zo’n training zijn zowel cockpitbemanning als cabineleden aanwezig. 

Met een kopje koffie in de hand laat ik mijn ogen door de zaal glijden, in de hoop dat ik een bekende zie met wie ik even kan kletsen. Maar ‘no such luck today’. Ik zal er vandaag zelf een feestje van moeten maken of -beter gezegd- netwerkend aan de slag moeten gaan. Agressietrainingen en evacuaties staan namelijk niet op mijn favorietenlijstje, dus ik zoek graag de veiligheid op van een collegiaal teamgevoel. Deze dag ‘vliegen’ we samen aan, zoals we dat ook in de lucht zouden doen.

De deur van het trainingslokaal gaat open en een clubje van veertien cabineleden en twee cockpitmannen nemen plaats achter tafels die in een U-vormige opstelling staan. Na een korte voorstelronde waarin iedereen z’n naam noemt en het aantal vliegjaren aangeeft, stelt de trainer ons voor aan de acteur van vandaag. Aan hem de eer om ons naar alle waarschijnlijkheid de stuipen op het lijf te jagen, ons te laten struikelen op onze communicatieve vaardigheden en ons een spiegel voor te houden hoe het anders, hoe het beter had gekund.  

De agressie-acteur is een knappe kerel, die mij ergens bekend voorkomt. Dat vermoeden wordt snel bevestigd wanneer mijn buurvrouw aan de tafel fluistert dat de acteur in het dagelijks leven bij ‘Goede Tijden’ een boterham verdient. Maar vandaag heeft hij de rol gekregen van ‘hufter’ of ‘terrorist’ of ‘zuipschuit’. We weten het nog niet, maar het maakt ons bij voorbaat al nerveus. 

De acteur lijkt een aardige vent. Hij vertelt dat we vandaag ‘open’ de training in gaan en dat we de situatie maar over ons heen moeten laten komen. In zijn woorden: “Blijf vooral rustig en wanneer het je echt te intens wordt, geef het dan aan met het woord ‘stop’, dan stop ik”. De deur valt met een klik achter hem dicht, als hij besluit in de gang op te laden voor wat er komen gaat. In ons lokaaltje stijgt de temperatuur meteen. De grond wordt ons stiekem nu al een klein beetje te heet onder de voeten, terwijl er nog niets is gebeurd. 

De trainer die de dag leidt, vraagt ons op te staan van onze stoelen en de tafels naar de muren te schuiven. Met een wijds gebaar van haar armen nodigt ze ons uit om op ruime afstand van elkaar te gaan staan. Dit is de plek waar ik de situatie mag gaan ervaren. En wanneer iedereen zijn of haar staanplaats gevonden heeft, wordt ‘onze’ acteur opnieuw in het lokaal genodigd. 

De aardige, knappe kerel van een paar minuten geleden is verdwenen. Er treedt een ander personage ons domein binnen. Zijn gezicht staat op onweer. Hij kijkt boos. Als een sluippoema glipt hij het lokaal door, draaiend om ons heen. Wij zijn zijn prooi. Hij mompelt boze woorden. Mijn collega’s en ik kijken allemaal stuurs voor ons uit en we laten hem zijn gang gaan. 

Ik zet mijn voeten wat verder uit elkaar en probeer stevig op de grond te staan. Rechtop. Schouders naar achteren. Ik probeer mijn gezicht een ‘badass tough look’ mee te geven, in de hoop dat de acteur meer van mijn non-verbale communicatie schrikt dan ik van zijn verbale communicatie. Het lijkt ergens te lukken, want hij draait om mij heen maar loopt boos mompelend snel weer door. 

Onze ‘hufter’ wordt bozer. Zijn gemompel verandert naar ongenuanceerde krachttermen. Hij begint te tieren en met flinke scheldwoorden knalt hij er van alles uit. Ook zijn gesluip verandert naar fysieke dreiging wanneer hij met zijn gezicht heel dicht bij het gezicht van mijn collega gaat staan. Hoewel ze van kleur verschiet, blijft ze voor zich uit kijken en doet niets. Ik ben alleen maar opgelucht dat ik niet in haar schoenen sta. Maar daarmee klimmen we nog een stapje hoger op de escalatieladder. Tierend en scheldend raast hij als een wervelwind tussen ons door. Hij schreeuwt nu luid door het lokaal en maakt intimiderende bewegingen.

‘Ho!!, Stop!!’

Ze is niet groot van stuk. Ze ziet er niet heel bijzonder uit. Ze is stewardess. Maar in de hoek van het lokaal staat een kleine brunette op om de poema te lijf te gaan.

‘Dit gaat te ver! Even…..Waar is dit nu goed voor?!’ 

Deze dame trekt aan de noodrem. En met deze twee simpele woorden stopt de tirade. Met één persoon die een grens trekt, stopt het verbale en non-verbale geweld. De acteur doet een stapje terug en begint te glimlachen. Alsof hij wil zeggen: ‘Goed zo! We hebben maar één held nodig’.

De groep ontspant en begint nerveus te lachen. ‘Sjonge! Wat wat dat een nare situatie, zeg! Wat goed van je dat je er iets van zegt!’ Het commentaar is niet van de lucht, maar het is duidelijk dat iedereen -al is het voor een momentje- de brunette tot minister-president kroont. ‘She rules!’. 

De training wordt samen met de acteur besproken. Want: wat was het nut van deze nare situatie? Wat is er nu eigenlijk gebeurd? 

Het doel van deze training blijkt meerledig. Aan de ene kant laat de training zien dat de situatie kan de-escaleren of zelfs stoppen, als je –in plaats van voor je uit te kijken- begint te communiceren. Tegelijk laat dit moment zien dat een persoon die actie onderneemt een grote impact kan hebben of een situatie kan veranderen voor het gehele team. Soms moet iemand het voortouw nemen, zodat de rest er profijt van kan hebben. En tenslotte: dat je als team altijd sterker staat, dan alleen. Soms zegt niemand iets, maar voelt iedereen wel aan hoe ongemakkelijk het is. Het behoeft maar één kleine brunette, één stewardess in dit geval, die ‘Ho!’ roept, die de situatie benoemt en een halt toeroept: één held om op te staan voor de belangen van ons allemaal. 

Momenteel loopt er een sluippoema door het lokaal van de luchtvaart. Het is een lastige. In eerste instantie lijkt hij door het steunpakket op een knappe, vriendelijke acteur die werkzaam is bij Goede Tijden. Maar al snel verandert hij naar een tierende, losgeslagen agressie-acteur die sneltest-stokjes in neuzen propt zonder dat er klachten zijn, met zijn gedrag passagiers naar de concurrent overhevelt en ‘slots’ dreigt weg te geven aan het buitenland. De situatie escaleert daardoor in rap tempo. 

Dus blijft er één vraag over: Waar is die brunette, die stewardess, die in het kabinet en binnen het OMT opstaat en de volgende twee woorden roept: ‘Ho! Stop!’ Een stewardess die aan de noodrem trekt en openlijk durft te vragen waarvoor dit in vredesnaam nog goed is.

Omwille van het personeel in de horeca. Omwille van de opvoeders. Omwille van de verpleging. Omwille van de theatermakers. Omwille van de politie. Omwille van de verkopers. Omwille van de psychotherapeuten. Omwille van de mensen die werken binnen de luchtvaart. Omwille van…..U.

 

 

 

 

 

Cupido schiet raak in de cockpit

Valentijnsdag. De dag waarop we de liefde mogen vieren. De dag van verbinding, van elkaar zien om wie we zijn (of juist zouden willen zijn), van aandacht én van aanraking. Iets wat momenteel bijna onmogelijk lijkt in de luchtvaart en in de wereld, maar wat toch nog steeds wel degelijk gebeurt. Misschien minder groots. Maar zeker niet minder waardevol.

Als ik ergens van overtuigd ben, dan is het dat mensen meer met elkaar delen dan dat ze van elkaar verschillen. Die overtuiging is niet vanzelf gekomen. De luchtvaart heeft mij die overtuiging als cadeau in mijn leven geschonken. Het mooiste Valentijns cadeau wat je je eigenlijk maar kan wensen, omdat het de wijze bepaalt waarop je de wereld kiest te zien.

In mijn werk als stewardess heb ik duizenden mensen ontmoet. Mensen die vanuit alle uithoeken van de wereld, vanuit allerlei achtergronden, rijk en arm, gezond en ziek, gelukkig én depressief op de stoel in mijn werkgebied terecht kwamen.

In mijn gedachten passeren ze de revue. Hoe ze eruitzien. De verschillende kleren die ze dragen, de verschillende tinten in huidskleur die ze hebben, de verschillen in maat en geslacht, maar vooral ook de verschillen in uitstraling. De één lacht en straalt me toe. De ander is kleurloos, heeft de tranen over de wangen biggelen, is bang, is eenzaam of simpelweg doodmoe. Maar al deze diversiteit valt weg door de kracht van één cruciaal iets waar mensen uniek in zijn: de kracht van de dialoog.

Opgesloten in een buis, op tien kilometer hoogte is er weinig ruimte om te vluchten voor deze praatgrage stewardess. Ik heb namelijk nooit de uitdaging gezien in het uitdelen van de kip en de pasta. Dat is, in mijn ogen, een noodzakelijk kwaad wat mij uiteindelijk naar mijn einddoel brengt: de bestemming! Maar wanneer ik dan tóch deze klus uit het takenpakket moet uitvoeren en het containerkarretje door het gangpad moet duwen (zonder al te veel knieën te beschadigen), kan ik dat net zo goed doen door er wat van te maken.

En daarmee ga ik ‘los’…..Los op de dialoog met ‘mijn’ passagiers! Want laat het duidelijk zijn, voor de duur van de vlucht zijn de mensen in mijn werkgebied van mij. Míjn verantwoordelijkheid. Míjn verantwoordelijkheid om te voeden, om te entertainen, om veiligheid te garanderen en om -in geval van nood- mijn eigen leven voor te geven. Het ‘simpele’ leven van een stewardess. Maar goed, terug naar het voeren van de dialoog…..

Er gebeurt iets magisch wanneer je een gesprek aangaat met iemand die je niet kent. Wanneer je goed luistert, kijkt en (aan)voelt, je aan de hand laat nemen bij het verhaal van de ander en je je verbeelding inzet, je in de schoenen durft te plaatsen van een ander, dan gaat de liefde (als ware het cupido) aan de slag. Passagiers (en collega’s) zijn wonderbaarlijk open en eerlijk, wanneer hun voeten niet meer ‘geaard’ zijn op vaste grond….In ene krijgen we in de lucht allemaal vleugels.

Vandaag is het Valentijnsdag. Het vliegtuig heeft de startbaan verlaten en trekt langzaam op naar grotere hoogten. Ik zit op mijn crew seat bij deur 15, in de staart van het vliegtuig en kijk uit over een zee van ‘bolletjes’ die boven de stoelen uitsteken. Iets wat in deze tijden ondoenlijk lijkt, is in een vliegtuig nog steeds ‘de norm’: allemaal vast in de riemen, stoelen rechtop, tafeltjes weg geklapt en de bagage opgeborgen in de bagagebakken boven het hoofd. En (op een uitzondering van een stewardess na die haar crew seat aft facing heeft staan) kijken we allemaal de kant uit waarheen de cockpit ons leidt. Een mooi moment wanneer je bedenkt dat iedereen, zonder discussie, letterlijk de neuzen dezelfde kans op heeft staan.

De verlichting van het lampje ‘stoelriemen vast’ gaat uit. Het is tijd om aan de slag te gaan. In de galley verruil ik het jasje van mijn uniform voor mijn schort en wissel snel mijn hoge hakken om voor lage schoenen. Vanwege Valentijnsdag delen we na de start in rode cellofaan gewikkelde chocolaatjes uit in de vorm van een hartje. Een teken van liefde en verbinding dat door alle passagiers met een glimlach aangenomen wordt en letterlijk ‘voer’ geeft tot gesprek.

Voordat we het gangpad ingaan met de werkelijke service, schuift het gordijn opzij. De co (tweede in rang binnen de cockpit) komt zich even voorstellen, omdat het er -vanwege de drukte- voor de vlucht niet van gekomen is. De tijd staat een moment stil en voor mijn ogen ontrolt zich een tafereel.

Mijn cabine-collega schudt de hand van de co. Het is alsof er zich een elektrische lading opbouwt in de keuken. Ogen houden elkaar langer vast dan nodig en onderzoeken elkaar. De handen blijven ‘plakken’. Ik hoor mijn collega stamelend zeggen: ‘Leuk…’ Dat is het woord wat over de lippen valt. Na nog een laatste peilende blik door de keuken geworpen te hebben, vertrekt de co terug naar de cockpit. Mijn maat en mij achterlatend.  Maar we moeten aan de slag! Onze focus moet vanaf nu bij de passagiers liggen. En, zoals we dat gewend zijn, maken we er een feestje van….!

Overgebleven chocoladehartjes liggen in de ‘tidbitdoos’ (snackdoos met kleine hapjes die dienen als versnapering voor tussen de verschillende services door) op het galleyblad. De passagiers die nog wat willen drinken of een extraatje willen eten, vragen we in ruil voor een hartje naar de reden van hun reis en vragen we specifiek naar ‘de liefde’. En, zo blijkt, de passagiers zijn meer dan bereid tot het geven van inzicht. Sommige geven advies over hoe je een huwelijk goed in stand kan houden, een andere passagier probeert te lachen om zijn eigen liefdesverdriet terwijl weer een andere passagier verhaalt over haar liefde in het zorgen voor haar ouders. En ja, ook dat is zeker een vorm van liefde.

Na de service afgerond en samen met mij een kopje koffie gedronken te hebben, slipt mijn collega de cockpit in. Even een momentje ‘buurten’ zoals dat zo mooi heet. Maar cupido lijkt raak geschoten te hebben, wanneer mijn maat met glunderende ogen weer terugkeert uit de cockpit.

Aangekomen op onze bestemming trekken de co en mijn ‘galleymaat’ hun eigen plan. Ze zijn er wel, maar ook weer niet. Doen mee met de groep, maar stiekem toch ook weer niet. Liefde op het eerste gezicht. Dat is de zin die hier van toepassing is! We zien het gebeuren en mogen allemaal toeschouwer zijn, terwijl we geen idee hebben van de bestemming van hun reis. Ik denk er in ieder geval het mijne van.

Een paar jaar later kom ik mijn galleymaat weer tegen op een ándere reis.  Hij vertelt mij dat hij inmiddels met zijn co-pilote is getrouwd en vol trots laat hij de foto zien van hun kleine meid, die net geboren is. Terwijl we de karren opbouwen voor de service verhaalt hij over de reizen die zij samen hebben gemaakt. De co-pilote in de armen van de steward op de pondjesbrug van Curaçao, samen bij ‘the Big Buddha’ in Hongkong, samen fietsend door de nauwe straten van Bangkok en nog zo veel meer….Samen.

De wereld die aan hun voeten ligt. Wát een baan. Wát een Valentijn. Wát een liefde. Want op een vlucht, hangt er altijd een beetje liefde in de lucht….

Ik verwelkom u vandaag met open armen in mijn galley. Met een glimlach, schenk ik u een rood, in cellofaan gewikkeld hartje van chocolade. “Vertel mij eens: Wanneer u denkt aan de liefde en aan vlinders die fladderen in uw buik: welke mooie, ontroerende verhalen hebben u vleugels gegeven in uw leven?”

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Love is in the Air : stewardess op een droomvlucht

Stewardess op een droomvlucht

De wind huilt om het huis. De regen valt met harde striemen tegen het raam en sommige druppels vinden hun weg onder de deur door. Het is donker. Ik sta met weerzin op uit mijn warme bed en trippel over de koude vloer snel naar het klapperende raam om die met kracht dicht te slaan. Ik leg een handdoekje op de vloer tegen de lekkage.

Terug in mijn bed probeer ik de slaap weer te vatten. Maar mijn gedachten gaan op ‘aan’. Ik klapper van de kou onder de dekens, mijn voeten zijn ijskoud en ik voel de dikke vetlaag op mijn onderbuik tegen mijn uitdijende, witte bovenbenen aandrukken. Ironisch genoeg, heb ik in de laatste coronamaanden een dikke isolatielaag opgebouwd. Die houdt mij echter niet warm deze nacht.

Aftellen, Renske. Aftellen en ontspannen……Denk dat je in de OCR (Overhead Crew Rest) ligt en dat de deining van het vliegtuig je meeneemt op een mooie droomreis. Ik voel dat ik gewiegd word. Gewiegd door het moedervliegtuig, als een baby in de baarmoeder. Ik zie het al voor me, ik ruik het vliegtuig, ik hoor het geruis in mijn oren. Ik ben terug….

Mijn rug wordt tegen de achterkant van mijn crew seat gedrukt. De motoren brullen. We denderen over de baan als een zwaan die trappelt op het water om vaart te maken. Wat klein begint wordt al snel krachtig en is niet meer te stoppen. Grotere machten nemen nu over. De wielen verlaten de startbaan en we stijgen op. We klimmen door dit grauwe, depressieve weer heen naar ongekende hoogten. We schudden harder wanneer we even op weerstand stuiten die deze grijze wolken -deze neerslachtigheid- bieden. Weerstand tegen onze wens om door te breken naar de strakblauwe hemel.

Dan in ene is het een andere wereld. Het blijft onverwacht en een wonder. De zon schijnt. De witte wolken bieden het uitzicht van een wolkenweide waar we samen boven zweven. Ik wil me in deze wolken wentelen, met de wolken spelen, mijn gezicht laten kussen door de stralen van de zon. We glijden door het luchtruim. Ons vliegtuig versmelt met het blauw van de hemel. Het blijft de perfecte kleur…..

Ik ben op reis…..Waar zullen we naar toe gaan?

De golfjes van de zee spoelen rustig over mijn tenen. Mijn blauwe slippers uit Brazilië sprankelen me vrolijk tegemoet vanaf een parelwit strand. Mijn lichaam is gebruind en wordt geprikkeld door warme zonnestralen. Heerlijk om dat als Nederlandse te kunnen schrijven in de maand januari!

Mijn lichaam is fit door de vele beweging die het krijgt door het werken aan boord van het vliegtuig en de lange wandelingen over de grote vliegvelden. Mijn lichaam is fit, omdat ik me gelukkig voel. Ik voel me vrij en ik lach! Vanuit het diepste in mijn buik en oprecht.

Geprikkeld door alle mooie, lieve mensen die ik ontmoet. Zoveel mensen die uit alle delen van de wereld mijn pad kruizen, maar die mij stuk voor stuk in mijn hart raken. Er is hier geen verdeeldheid. Alle mensen zijn in deze wereld hetzelfde. Ze willen een comfortabele stoel, hun verhaal vertellen terwijl ze zich gehoord voelen en service krijgen. That’s it and that’s all!

Ik weet precies wat er van mij verwacht wordt. Ik weet precies wat ik moet doen om aan die verwachting te voldoen en daarboven uit te stijgen. Ik voel me zeker. Ik voel me in mijn element.

Ik ontspan. Ik adem rustig uit terwijl de palmbomen wuiven en bontgekleurde inheemse vogels om mij heen vliegen. Ik verwonder mij over het geluk dat ik nu voel. Wat een geluk dat ik hier mag zijn! Wat een geluk dat dit mijn werk is.

Over het witte strand heen schrijden giraffen en olifanten. Ik strek mijn lichaam uit over het zand. Ik voel me vredig en totaal op mijn gemak. De Kuna Indianen zijn op de achtergrond bezig met het bereiden van de vis die vijf minuten geleden uit de zee geprikt is. In de verte spot ik walvissen en dolfijnen. Achter mij is een Afrikaanse markt bezig waarin vrouwen met zilveren pannen hoog opgestapeld op hun hoofd en met wiegende heupen, in gekleurde kleding hun waar verkopen. In de verte rijzen de torens van New York City aan de horizon op. Daar mag ik zo ook nog naar toe. Mezelf laten verdwalen in Central Park. Me laten meenemen door de yellow cabs. Mij laten mee slingeren door de betonnen jungle van de stad die nooit slaapt.

Wanneer ik met mijn ogen knijp en ik heel hard mijn best doe, zie ik daar de Golden Gate Bridge. Ja! Ik kan niet wachten om daar morgen weer overheen te mogen fietsen. Mijn haren wapperend in de wind. Schaterend met jullie, mijn lieve collega’s! Wat een pret, wat een onbevangenheid, wat een verbinding voel ik toch met jullie!

Maar eerst nemen we een Tiger beer met Thais voor het ontbijt. Ach wat, Thais voor het ontbijt, de lunch èn het diner! En wanneer het avond wordt en de lichten zijn gedimd, dan gaan we zingen. We gaan dansen. We gaan beleven. In mijn buik begint het nu te tintelen. Jongens, ik kan niet wachten!!

Na een zinderende nacht gaan we de volgende dag op toer. Ik wil rode wensballonnen oplaten. Wensballonnen voor de liefde, wensballonnen voor hoop, wensballonnen voor verbinding! Dat gevoel dat ik altijd bij ‘ons’ heb, wensen voor álle mensen. Bij de eerste ontmoeting zijn wij tenslotte onbekenden van elkaar. Vreemdelingen die een reis aangaan, maar die met elkaar verbonden zullen zijn voordat de vliegtuigbanden de startbaan hebben verlaten. Deze realiteit wens ik voor de hele wereld. Wat zou dát zijn! Wat een ongekende winst…..

Maar ik ben nog niet klaar! Mijn hand reikt uit naar een fiets. Ik mag fietsen! Door de smalle straatjes van Bangkok mijn balans proberen te houden, door de sloppenwijken van Johannesburg achterom spiedend of alles wel veilig is, door de kunstwijken van Lima mezelf verwonderend over de bloemen en alle kleuren, door de oude stad en over de muur langs de zee van Cartagena. We geven elkaar high five’s, een knipoog, een dikke knuffel! Wat een baan! Wat een saamhorigheid. Wat een intens geluk.

Ik beweeg, ik beleef, ik avonturier! Fiets, Renske, Fiets! Ik lach! Ik zinder! Ik voel! Ik juich! Ik lééf!

Met een schok word ik wakker. Mijn lichaam voelt niet meer koud. Ik heb de dekens van me afgetrapt. De storm is buiten gaan liggen. De volle maan schijnt door mijn raam op mijn bleke, witte buik. Het is januari. Mijn God, wat mis ik het vliegen zoals het was…..

 

 

 

 

 

 

Love is in the Air : Renske Dragt

Brace for Impact

De vliegtuigdeuren zitten dicht, de lichten zijn gedimd. Er is door de rook een waas in de flight simulator cabine ontstaan, maar de crew heeft gehandeld zoals die hoort te handelen. Adequaat, met verstand van zaken, volgens de procedures die er met de jaren in gedrild zijn. 

De brand in de bagagebak is met succes geblust, passagiers zijn verplaatst en de cockpit is op de hoogte gehouden van de gang van zaken in de cabine. Door heldere, transparante communicatie weten de piloten wat er gaande is in de cabine en daarom is er besloten een voorbereide noodlanding in te zetten. Dat is het scenario van de training van vandaag.

In hun blauwe overalls, de witte sokken over de pijpen van de broek heen getrokken, lopen de collega’s door de cabine. Geruststellend knikkend naar passagiers volgen ze nauwgezet de instructies van de purser op, die met kalme stem door de PAS (passenger address system) spreekt. Na het checken van de passagiers en na tot aan het uiterste moment zichtbaar in de cabine aanwezig te zijn geweest, nemen de stewards en stewardessen plaats op hun eigen crew seat. Geruststellend, verzorgend, intelligent, om tot in de puntjes voorbereid te werk te gaan. ‘At your service’ krijgt hierin een volledig nieuwe lading. Want wat er ook gebeurt, als crew verlaten wij als laatsten dit toestel.

Het commando ‘Cabin Crew take your Seat’ is net geweest. De stewardess neemt tegenover mij plaats. Ik lees de spanning van haar gezicht. Dit is het moment dat je moet laten zien wat je waard bent. Falen is geen optie. En zeker niet onder de ogen van alle meekijkende collega’s.

Ik heb daar dertig minuten geleden ook gezeten en weet wat er nu allemaal door haar hoofd speelt. De kans op evacueren is groot. Wat zijn de commando’s die ik moet roepen? Waar ga ik zo landen? Op water of op land? Wat gebeurt er allemaal bij mijn deur en buiten het vliegtuig? Wie zitten er allemaal in de cabine die ik zo dadelijk uit hun stoel moet trekken? Waar ligt alle apparatuur die met de passagiers en crew van boord mee genomen moet worden? En de drill van alle drills: vergeet niet aan de ‘manual inflation handle’ te trekken!

Er is veel om aan te denken aan boord van een vliegtuig. Bij de tweejaarlijkse flight safety training, maar in werkelijkheid bij elke vlucht die je doet. Als cabinepersoneel proberen we dan ook aan alles te denken. Er voor iedereen te zijn. Voor de passagiers, voor de collega’s aan boord, voor elkaar, maar in de praktijk voor iedereen die je tegen komt wanneer je in uniform te zien bent. We zorgen, we verzorgen, we de-escaleren, we juichen toe, we vieren, we rouwen, we luisteren in stilte, we spreken met empathie. We doen dit met liefde. Liefde voor ons vak.

Het stewardessenvak. Het vak waarin je de ultieme kans krijgt om juíst alles te mogen zijn: de brandweervrouw, de verpleegster, de psycholoog, de serveerster, de politievrouw, de BOA, de gastvrouw. ‘At your service’.

Dit vak ligt nu al een jaar onder vuur. En soms vraag je je af of er nog wel door Nederland gehouden wordt van ‘onze’ vliegtuigen en ons personeel. De liefde voor dit vak bezorgt menigeen van ons slapeloze nachten. Er heerst onzekerheid ten top. We staan met de rug tegen de muur. Machteloos. Gefrustreerd. Boos en verdrietig. Het gevoel dat ‘je je verstand er niet meer omheen kan werken’. Met het woelen in de nacht, de aanpassingen van procedures en roosters poppen er vragen op in mijn hoofd.

De stewardess vraagt hoeveel flexibiliteit er nog aan de dag gelegd moet worden? De verpleegster vraagt zich af hoeveel rek zij moet tonen voor procedures die continue veranderen? De politievrouw vraagt zich of hoeveel kracht en weerbaarheid zij nog moet hebben terwijl de wereld op haar schouders rust. De serveerster vraagt zich af hoeveel tijd er nog overheen moet gaan voordat er toekomstperspectief geboden wordt? De psycholoog vraagt zich af hoeveel onzekerheid en tegenslag het menselijk gevoel van welbehagen nog aankan na alle klappen die al geweest zijn? Vragen en onzekerheden. Gesteld door werkzame Nederlanders in alle lagen van onze samenleving. Want vergis u niet. Wij zitten met z’n allen aan boord van dit toestel. Heel Nederland. In de ergste turbulentie die we mogelijk in onze levensreis meemaken. Geen idee wanneer we weer heldere blauwe luchten gaan bereiken waarin we met z’n allen rustig onze reis kunnen gaan voortzetten.

De stewardess tegenover mij zit met een gespannen rug op haar crew seat. Vanuit de cockpit klinkt het commando ‘Brace for Impact’. Ritmisch en in een koor wordt er vervolgens in de cabine ‘Brace for Impact’ geroepen. Ze schreeuwt door de flight simulator en doet haar werk.

Roepend staat ze op van haar crew seat. Ze kijkt uit het raam op zoek naar vuur en obstakels en gooit de deur open. De glijbaan vult zich met lucht. En dan? Commando’s roepend om tot aan de laatste passagier iedereen uit dit vliegtuig te krijgen, staat zij bij haar deur. Want wanneer we met z’n allen naar beneden gaan, is er meer dan ooit behoefte aan zorgdragers, aan krachtgevers, aan hoopbrengers.

Als schrijver word ik op dagelijkse basis benaderd door mensen die mijn artikelen lezen en daarom zeg ik u dit: Onze luchtvaart is geliefd. U, werkzaam in deze luchtvaart, bént geliefd. Ook al lijkt het nu alsof u door vuur en obstakels bij uw deur wordt omgeven en het evacueren onmogelijk gemaakt wordt.

U bent niet alleen. We zijn samen in Nederland. ‘At your service’.

Stewardess op de zwarte piste - Love is in the Air

Stewardess op de zwarte piste

Met een knal gooit hij de bagagebakken dicht. “Goddamnit!!” Hij schreeuwt door het gangpad terwijl hij met beide vuisten nog een keer tegen de bagagebakken aan ramt. Een indrukwekkende verschijning. Deze heer. Imponerend ook en best angstaanjagend.

De passagiers die al op hun stoelen zitten, zijn in ieder geval behoorlijk onder de indruk van dit vertoon van frustratie en kijken met angstige blikken naar hem op. Zijn vrouw heeft stilletjes plaats genomen bij het raam en probeert nog net niet onder haar stoel te kruipen. 

Op tempo loop ik naar hem toe. “Sir, I see that you’re quite angry. Is there any way that I can help you? Please, tell me what’s wrong….” Door mijn handen naar hem toe open te houden, probeer ik mijn woorden met mijn lichaamstaal extra gewicht te geven.

Met rode wangen en ogen die uit het gezicht puilen draait deze bijna twee meter lange man zich naar mij toe. Hij buigt zich naar mijn hoogte van een kleine een meter achtenvijftig en schreeuwt in mijn gezicht dat hij zijn verbinding gaat missen. En mocht het mij nog niet helemaal duidelijk zijn: dát is dus geheel mijn schuld!

Ik sta vanavond namelijk in het blauwe pak. Het pak waar tegenaan geschreeuwd mag worden. Het pak dat bestand is tegen woede-uitbarstingen. Terwijl buiten de sneeuwvlokjes vallen en de stilte neerdaalt op ons Nederlands grondgebied heeft onze vlucht vertraging. Van een paar minuten vertraging bereiken we al snel een “delay” van meer dan een uur. Iets aan te doen? Nee, niet echt.

De sneeuw valt en geeft onze Nederlandse vlaktes een prachtige, witte deken. In de luchtvaart daarentegen heeft het een geheel andere lading. We staan aan de gate. En onze geplande vertrektijd wordt steeds verder naar achteren geschoven. We staan in de rij voor de-icing. Zonder de-icing, geen veiligheid op onze vliegroute. Dus we zijn in afwachting van de toestemming voor vertrek naar het platform. 

De man tegenover mij heeft aan procedures geen enkele boodschap. Wanneer ik in zijn schoenen zou gaan staan, tikken door de val van het prachtige, witte poeder de minuten weg die onze vlucht tijdig laat vertrekken en naar de bestemming brengt. Het is maar anderhalf uur vliegen. Het is geen wereldreis. Het reisbureau had ons gegarandeerd dat er genoeg overstaptijd zou zijn. Tik-tok, tik-tok.

Wanneer mijn vlucht niet op tijd vertrekt, land ik niet op tijd op de bestemming. Dan haal ik mijn geplande busverbinding niet die mij naar de boot brengt. De boot vertrekt dan op een tiendaagse reis langs de fjorden zonder mij! Zonder mijn vrouw! Zonder ons! Deze reis, die wij al een jaar aan het plannen zijn geweest, waar wij jaren voor gespaard hebben, wordt gedwarsboomd door hemels witte vlokjes. Beter gezegd: de reis wordt gedwarsboomd door een niet vertrekkend vliegtuig! Door ú, mevrouw! Want ú gaat er nú voor zorgen dat wij nú zullen vertrekken!

 Het schuim staat de beste man nog net niet op de mond. Hij ziet witheet van woede. En ik? In mijn blauwe uniform, zichtbaar voor 180 paar ogen van ingestapte passagiers en mobieltjes alom die mij kunnen “livestreamen” naar elk ongewenst willekeurig social media platform, mag ik de oplossing gaan bieden. Ik mag deze man op de top van de berg, zijn toppunt van woede, naar beneden praten. En zoals ik dat doe -wanneer ik boven aan een zwarte piste sta en een gapende afgrond mij uitdaagt-, doe ik dit breed slalommend en door het nemen van grote bochten.  

Wanneer ik in één rechte streep naar beneden zou skiën, neem ik deze man namelijk niet mee op ‘onze’ de-escalerende reis. Dan ben ik al lang beneden, sippend aan mijn glühwein terwijl hij scheldend op zoek is naar zijn afgeschoten ski’s. Nee. De tactiek hierin is: rust bewaren, luisteren, verwoorden en empathie. Langzaam afdalend van de blauwe piste.

Dus probeer ik op een rustige toon de woorden letterlijk te herhalen die meneer zelf zegt. Begrip te tonen voor deze verschrikkelijke situatie waarin zijn droom lijkt te vervliegen. Spijt te betuigen voor de ontstane situatie. Ik communiceer met de purser en de cockpit om op z’n minst te proberen er meer snelheid achter te krijgen en daarmee te laten zien dat ik woord bij daad voeg en me oprecht betrokken voel bij zijn leed.

En het werkt. Langzaam dalen we samen van deze sneeuwberg af. Rustig slalommend in de keuze van mijn woorden, terwijl ik probeer de rust te bewaren. 

In de praktijk verandert het uiteindelijk niets aan het feit dat ons vliegtuig in de rij staat. De kist zal er geen minuut eerder door vertrekken. Wel verandert het de vluchtbeleving. Het gevoel van je ‘gehoord voelen’ is belangrijk voor de passagier die zijn droomreis aan zijn neus voorbij ziet vliegen. Het tonen van begrip voor zijn vrouw die het schaamrood op haar kaken heeft staan en waarschijnlijk het liefste in een totaal ander vliegtuig was gestapt (wellicht richting de Caribische eilanden) zorgt ervoor dat zij onder haar stoel vandaan kan kruipen en misschien is het zelfs wel de redding van hun huwelijk. Het zichtbaar en rustig blijven biedt een gevoel van veiligheid voor alle passagiers die in hetzelfde vliegtuig zitten en de woedende energie in deze reis oppakken nog voordat de banden de startbaan verlaten hebben. Stewardess zijn betekent het hanteren van ‘korte termijn conflicthantering-kunde’, zoals een lezer mij eens liet weten. En soms ervaar ik dat inderdaad ook zo.

Gevoelens van boosheid, teleurstelling en machteloosheid zijn ons dit jaar geen van allen bespaard gebleven. Er waren redenen te over om uit elkaar te willen knappen en flink tegen de ‘bins’ aan te gaan rammen. En toch……Wanneer we samen deze reis aangaan en we weten nog niet helemaal wanneer het vertrek zal zijn, waar gaat uw voorkeur dan naar uit? Een reis waarin we onze gevoelens laten gaan en waarin we iedereen op deze vlucht een ongemakkelijk gevoel zullen geven? Of heeft een reis waarin we oprecht naar elkaar proberen te luisteren en begrip kunnen tonen uw voorkeur? 

Ik ben oprecht benieuwd.

Boeing 777 - Love is in the Air

Mijn allereerste intercontinentale vlucht

Mijn aller-, allereerste intercontinentale vlucht ging naar het prachtige, kleurrijke Accra. Een land op zes uur vliegen bij ons vandaan. Tegelijk ook de eerste keer in mijn leven dat ik mijn voeten op Afrikaanse bodem zette. Vele keren zouden daarop volgen, maar die eerste keer markeerde voor mij een speciaal moment.

De eerste keer op een grote ‘kist’ naar een ander continent vliegen. De eerste keer op een vlucht en in een land zijn waarin ik als blanke de zichtbare minderheid ben en de rollen in een keer omgekeerd zijn. Een bepaalde kwetsbaarheid die ik voelde door mijn zichtbaarheid.

 

Zo’n moment moest gemarkeerd worden, vond ik. En in de dagen die wij op locatie mochten doorbrengen, kwam ik op een markt terecht waar ze de prachtigste houtwerken maakten. Kunst met een bijzondere lading. In gesprek met de houtsnijder vertelde hij mij over de krukjes en ingekerfde tafeltjes die daar stonden. Allemaal met de hand gemaakt, allemaal met een symbolische betekenis erachter.

Ik koos uiteindelijk voor een krukje dat voor ‘unity’ staat. Het unity krukje paste net in de blauwe koffer en nam met mij de vlucht naar huis. Vijftien jaar lang verhuist dit krukje met mij mee. Van kamer naar appartement, van appartement naar huis en van huis naar woonboerderij. Uiteindelijk staat dit krukje jarenlang in wind en weer in mijn tuin. En vandaag is dan de dag. Mijn ‘unity’ krukje, het symbool van mijn eerste vlucht, breekt in mijn handen in twee stukken.

 

Ik bedenk me hoe symbolisch dit breken is. Het is nu een jaar geleden dat ik mijn laatste vlucht maakte bij de KLM. Mijn band met de lucht werd een jaar geleden gebroken. En nu, sta ik op het punt een doorstart te maken. Gebroken, maar aan het lijmen. Met twee stukken hout in mijn handen.

 

Ik zie om mij heen veel mensen breken. Naast de woorden die gesproken worden, ontwaar ik ogen waar vermoeidheid, frustratie en onzekerheid uit straalt.  Schouders die hangen, zuchten die uit de diepste diepten geslaakt worden. Ons krukje van zekerheid, ons krukje van menselijke verbinding, ons krukje van onze ‘eigen regie mogen voeren’ breekt in onze eigen handen. En ‘unity’? Die lijkt gevlogen. We zijn verdeelder dan we in lange tijd geweest zijn. Op het punt van breken….

 

Mijn Afrikaanse krukje is in tweeën gedeeld. Maar ik heb beide stukken in mijn tuin teruggezet. In plaats van een krukje heb ik nu twee stukken hout die beiden ‘unity’ uitstralen. Ik besluit het kunst te noemen. Een nieuwe functie.

 

Als er iets is wat de geschiedenis ons leert, is dat de mens flexibel is. Een stipje op de tijdslijn. We passen onze strategieën aan om te kunnen overleven. Momenteel lijken we te ‘breken’. Geschiedenis zal laten zien dat we ons zullen aanpassen. Een nieuwe functie in zullen vullen. ‘These are interesting times…… ‘

 

Formatievliegen

De ochtendzon werpt sprankelingen in het water. Midden op het meer drijven drie zwanen. Kleine kringen omringen elke beweging die ze maken. Ik bewonder de klasse, de elegantie, de koninklijkheid van dit alles. Met een wending van de leider besluit de groep op te stijgen. Trappelend over het water maken ze snelheid. Sneller. Sneller. Tot het moment van loskomen van de aarde daar is. Samen stijgen ze op. Hoger en hoger de lucht in. Op zoek naar een bestemming. In formatie.

Ook ik ben onderdeel van een formatie. Opgegroeid in een luchtmachtgezin kan ik ‘Top Gun’ met Tom Cruise’s ‘I feel the need, the need for speed‘ letterlijk citeren. De schietstoel van mijn vader onder de trap. Zijn stoere helm er bovenop. Soms mocht ik de helm op en mijn vriendinnetjes laten zien hoe stoer dat eruitzag. Mijn papa was stoer. Mijn vader was een roofvogel in de lucht.

Toen ik ouder werd, werd hij een zwaan. Hij mocht de formatie leiden op de Boeing 747. De koningin van de blauwe vogels. Mijn broer observeerde. Mijn broer tekende op school F-16’s op zijn toetspapier. Een leerkracht met een goed gevoel voor humor tekende, als antwoord, een slagschip eronder die de F-16 uit de lucht schoot.

Mijn broer heeft het virus ook. Dit vliegvirus. ‘The need for speed. The need for freedom and chasing space’. Keer op keer probeerde mijn broer bij de luchtmacht vleugels te krijgen. Maar het mocht niet zo zijn. Ook hij werd uiteindelijk een zwaan. Hij leidt de formatie bij de oranje vogels.

Ook ik kreeg vleugels en werd onderdeel van de formatie. Ik leid niet. Ik zorg. Ik vlieg mee. Samen bepalen wij de sfeer van de formatie. De koers wordt bepaald door papa, de vluchtbeleving wordt bepaald door mij. Samen zijn wij familie. Samen zijn wij deze identiteit. Dit is wat wij delen. De lucht biedt de mooiste kleuren met onze vogels die in formatie vliegen.

Zekerheid. Stabiliteit. Identiteit. Toekomstperspectief.

Het moment, dat ik mijn vleugels inlever. Ik voel me gevangen, als een vogel in een kooi. Alsof mijn vrijheid weg genomen is en ik nooit meer mijn vleugels zal uitslaan. In ene afhankelijk van de goede wil van anderen. Ik zal vanaf nu op de aarde staan en naar boven kijken. Ik mag de vogels aanschouwen, bewonderen en benijden om hun vrijheid. Mijn gezondheid keert weer terug, maar ik ben geen onderdeel meer van de formatie. Dat is de prijs.

Mijn vader als steun. Ook hij heeft zijn vleugels niet meer. Hij is met pensioen en kan samen met mij praten over het verleden. We delen herinneringen. We delen de zucht naar avontuur. Maar wij zijn de ‘contrail’, de witte strepen in de lucht die duiden op een reis uit het verleden.

De formatie wordt nu vertegenwoordigd door mijn broer. Hij leidt de oranje vogels door het luchtruim. Hij vliegt en slaat zijn vleugels uit, ook namens ons gezin. Op zoek naar een bestemming. Onze gezinsidentiteit.

Maar zijn vleugels worden gekort. Het vliegvirus wordt aangetast door de gevolgen van het coronavirus. Vluchten vallen uit, roosters blijven leeg, grenzen gaan dicht. Het eiland waar hij woont, wordt ervaren als een kooi. Eraf vliegen kan nu niet meer. Iets over een Britse mutatie van het virus dat er al was in september, maar waar nu (in formatie met de Brexit) de grenzen voor sluiten.

De zwanen zijn klaar om op te stijgen. Ze maken snelheid. Sneller. Sneller. Maar in plaats van het luchtruim te kiezen, strijken ze een paar meter verderop weer neer in hetzelfde meertje. Ik observeer. En ik denk er het mijne van. Ook de oranje vogels krijgen nu harde klappen….

Love is in the Air Champagne happy new Year

Happy New Year

No more champagne
And the fireworks are through

Here we are, me and you

Feeling lost and feeling blue
(Abba: Happy New Year)

Het jaar 2020 gaat de boeken in als een rampjaar voor de luchtvaartindustrie. Waren er eind 2019 geruchten over een bizar virus in Wuhan te China, in de maanden die daarop volgden, denderde het virus met al haar gevolgen over ons heen.Van volle vliegtuigen die vanuit Amsterdam zich als een spinnenweb over de gehele aardbol verspreiden, komen er snel scheuren in het net. Eerst gaat China ‘op slot’. Uit ervaring weet ik dat dat niet zomaar gebeurt. Voordat die beslissing genomen wordt, moet er onomstotelijk gevaar dreigen, want het commerciële belang is groot.Daarna vallen Europese steden om, gevolgd door restricties vanuit de Verenigde Staten. Het domino-effect is daar. De impact is gigantisch en ongekend.

Voor het vliegend personeel dat in het leven wel wat turbulentie gewend is en flexibiliteit als kernkwaliteit in zich meedraagt, wordt dit als vliegen in de grootste storm. Vliegroosters, de leidraad voor het werk-privé bestaan, vliegen eruit. Sterker nog, er zijn geen roosters meer. ‘Extra Vrij’ worden de woorden die de grootste contradictie in betekenis kunnen weergeven. Die ‘vrijheid’ wordt een directe dreiging voor het voortbestaan van het werk. Het duurt dan ook niet lang of de mensen met jaarcontracten en de uitzendkrachten krijgen het nieuws dat hun contracten niet verlengd worden en dat ze op zoek moeten naar een nieuwe baan. Dromen spatten uiteen.

De onweerswolken blijven hangen boven Schiphol. Dit is nog maar het begin. Vliegbewegingen blijven uit. Als er al gevlogen wordt dan is de bezetting (het aantal passagiers in het vliegtuig) schrikbarend laag. De vliegtuigen worden beladen met vracht. In plaats van een diversiteit aan mensen in al hun vrolijkheid, hun verdriet en met hun motieven om in de lucht te zijn, worden de stoelen bezet door lichtbruine pakketten. Strak vastgebonden aan de stoelen.
Met de verandering van passagier naar pakket verandert ook de indeling van het rooster. Het personeel moet schakelen op het hoogste niveau. Was vroeger de standaard dat je een maand van tevoren wist welke vluchten er op je rooster stonden, dan verandert dat in deze tijd al snel naar een aantal dagen van tevoren. Als je al je geluk hebt. Want er blijft een aanzienlijke kans dat de dag van tevoren Crew Control aan de telefoon hangt met het bericht dat de vlucht alsnog geannuleerd is en daarmee jouw planning vervalt.
Ook de vliegschema’s zelf zijn veranderd. Omlopen (vliegroutes) worden aan elkaar geplakt. En wanneer je aankomt op de bestemming, is de beloning na een lange werkdag niet daar. Het routeleven staat stil. Van toertjes doen, lekker shoppen en samen eten is even totaal geen sprake meer. Sterker nog, er zit een goede kans in dat de hotelkamer sleutel maar één keer gebruikt kan worden. Om de kamer in te gaan en om de kamer te verlaten bij uitchecken. Mocht je toch de kamer verlaten en de deur tussentijds dicht laten vallen, dan is er het risico op een fikse bekeuring. Het vliegleven staat daarmee in al haar facetten volledig stil.

Wat de kisten zelf betreft: het duurt niet lang of de vliegtuigen staan in rijen geparkeerd op de polderbaan en later op vliegbasis Eelde. Het levert prachtige, maar tegelijk hartbrekende foto’s op. Alles hoort in de lucht. Alles staat op de grond. Een gezicht dat ik (en velen met mij) van mijn leven niet zal vergeten.

Sometimes I see

How the brave new world arrives

And I see how it thrives

In the ashes of our lives

Is het dan allemaal slecht?
Het is moeilijk om hier een positieve draai aan te kunnen geven en je kunt je afvragen of het eigenlijk wel wenselijk is dat ik er toch naar op zoek ga. Soms moet je namelijk in zak en as kunnen zitten. Soms mag je klagen en het leven ronduit klote vinden. Wat er nu gebeurt met de luchtvaart ís gewoon klote! Zo, ik heb het geschreven!

Maar er is meer.
Ik zie een groep mensen opstaan die de luchtvaart verlaten. Niet omdat ze dat zelf diep vanbinnen willen. Ze verlaten de luchtvaart om gedwongen ontslagen te voorkomen. Ze verlaten de luchtvaart om anderen een kans te geven te kunnen blijven. Ze verlaten de luchtvaart omdat zij hebben mogen genieten van alles wat het luchtleven brengt en omdat ze dat ook aan anderen gunnen.
Deze groep verlaat het vliegende leven met stille trom. Er is geen afscheid. Sommigen van hen kunnen alleen maar reflecteren op hun laatste reis, omdat die al geweest is zonder dat ze het zelf wisten. Geen bombarie, geen slingers of een toast op het leven op de route. De landing wordt ingezet en wanneer de koffer bij de band is opgepikt, wordt er ter afscheid naar elkaar gezwaaid. Handen schudden of een dikke knuffel zit er nu even niet in. Dit was het dan.
Na tientallen jaren dienstbaarheid in de lucht, service verlenend en klantgericht te werk geweest zijn, wordt het uniform ingeleverd. Na jaren van loyaliteit, na jaren van bruisend enthousiasme bij brullende vliegtuigmotoren en het ‘yes!’ gevoel bij de aanblik van een blauw toestel aan de gate, het gevoel dat je elkaar snapt wanneer het aankomt op het vliegleven, stap je nu met lege handen in de auto en kies je de weg naar huis. Dit was het dan.

Maar er is meer.
Ik zie een groep mensen die flexibiliteit ten top laat zien. In de ‘extra vrije’ dagen als vrijwilliger inzetbaar is in verzorgingshuizen, die coronatesten afneemt, die mensen met straatangst begeleidt bij het halen van de boodschappen. Ik zie een groep mensen opstaan die zich laten omscholen van de lucht naar het onderwijs, van de lucht naar de verpleging. Ik zie een groep mensen die ervoor kiest het leven aan te vliegen in plaats van de bestemming. Hoofd omhoog, schouders naar achteren. Laat het nieuwe avontuur, het nieuwe leven maar beginnen. Die groep mensen toont veerkracht vanuit hun tenen. Voor mij zijn ze helden.

It’s the end of a decade

In another ten years time

Who can say what we’ll find

What lies waiting down the line

In the end of ‘twenty-one’

De achterblijvers hebben de taak de luchtvaart te verdedigen en wederom op te bouwen. Als ik een glazen bol had, zou ik een blik in de toekomst willen werpen. Ik zou mensen gerust willen stellen. En tegen mijn vrienden, vriendinnen, voormalig collega’s, mijn familie willen zeggen dat mensen weer de lucht in zullen gaan. Dat landen weer aangevlogen gaan worden. Dat er menselijk contact gemaakt kan worden met passagiers. Dat er menselijk contact gemaakt kan worden met collega’s. Dat iedereen die zijn baan nu verliest terug zal komen.
Maar die glazen bol heb ik niet. Helaas.

Wel weet ik dit. Diep vanbinnen en vanuit mijn diepste overtuiging, weet ik dit zeker: Als er gevlogen wordt, doe dat met alle passie en liefde die je hebt voor de luchtvaart. Neem de verantwoordelijkheid die in jouw cirkel van invloed ligt. Zo lang afstand bewaard moet worden, richt je met woorden tot de klant, tot de passagier, tot de collega. Maak oogcontact. Blijf kaartjes schrijven, blijf van kussentjes een knuffel maken. Wees creatief, zoals geen ander dat kan. Doe die PAS (Passenger Address System) met net even wat extra gevoel in de stem. Zend een boodschap van verbinding, van liefde en van empathie. En weet dat zodra er gevlogen wordt, er met joú gevlogen wordt. Want jíj maakt dat verschil. Jíj zorgt dat de persoon die je raakt in de lucht met een beter gevoel het leven aangaat dan dat hij of zij ervoor had. Jij bent daarmee goud waard. Voor je omgeving én voor jezelf.

Zorg, dat de collega’s, onze vrienden, onze helden die nu de lucht hebben verlaten en hun avontuur zijn aangegaan op de grond, deze keuze met gegronde reden hebben gemaakt. Maak ons trots!
Het jaar 2021 ligt nu voor ons. Een jaar waarin alles ‘open’ ligt. Er keuzes gemaakt gaan worden. Ook keuzes waar jij geen invloed op zal hebben. Mijn wens voor jou is, als de keuze gemaakt wordt waar jij wel invloed op hebt, dat je dan de keuze maakt voor verbinding. Verbinding van bestemming tot bestemming, maar nog belangrijker, de verbinding van mens tot mens.

May we all have our hopes, our will to try

If we don’t we might as well lay down and die

You and I

Lieve lezer, lieve luchtvaartliefhebber, vanuit de grond van mijn hart: Ik wens u een gelukkig nieuw jaar!

All you need is Love Kerstspecial

All you need is....

‘All you need is……’

Het is koud en donker. Wanneer ik naar buiten stap, blaast mijn adem wolkjes in de lucht. Het is nog vroeg en de gure ochtendkilte trekt langs mijn panty’s omhoog. De deur klikt achter mij dicht en zachtjes rijd ik de oprit af, onderweg naar Schiphol. Een vlucht gevuld met interactie en verbinding ligt vandaag voor mij. Hoog in de wolken zal ik mensen een podium geven hun geheimen te delen, hun liefdesverhalen op te biechten en hun ambities in het leven prijs te geven. Ik zal hun een schouder bieden om angst en verdriet op af te geven, bemoedigende woorden spreken en kaartjes schrijven die onze ontmoeting in de lucht zullen bekrachtigen.

Aangekomen op Plaza glinsteren de lichtjes in de kerstbomen mij vrolijk tegemoet. Er hangt iets magisch in de lucht. Alsof de sterren uit de donkere nacht hun weg hebben gevonden naar de glitter en glinstering in de bomen op de luchthaven. Ieder moment verwacht ik Robert ten Brink met een bulderende ‘Merrrrrry Christmaaaaaas!’, dravend met zijn bordjes langs de verschillende gates. De stewardess die de deur van een 777, een 737, een Airbus opengooit en Robert met een brede glimlach verwelkomt. Ze komen uit alle uithoeken van de wereld. De vliegtuigen die de verbinding maken voor de kerstshow die heel Nederland bedient in de liefde.

De oproep voor de stewardessen dans is al gedaan. Strak in uniform, laagje make-up op het gezicht en een stralende glimlach. Dat zijn de vereisten om mee te mogen dansen. De armen in elkaar vervlochten, de benen hoog in de lucht trappend en Robert als de koning van de liefde die hij is, midden in de cirkel omringd door zijn ‘engelen’. Dit zijn de dames en heren die mee mogen doen aan dit liefdesproces. Die mee mogen doen aan het verbinden van mensen die zover van elkaar verwijderd zijn dat er een vliegtuig aan te pas moet komen om elkaar in de armen te kunnen vallen.
Deze spanning, deze verwachting, deze beladenheid van het bij elkaar brengen van geliefden en familie geven het ultieme gevoel van kerst goed weer. De tijd van verbinding. De tijd van samen komen en samen zijn.

Het jaar 2020 lijkt te breken met de tradities die wij al jarenlang als logisch ervaren.
Voor mij persoonlijk is het mijn broer en zijn gezin in Schotland die ik al meer dan een jaar niet heb gezien. Al meer dan een jaar niet in de armen heb kunnen sluiten en een dikke knuffel heb kunnen geven. Ik weet dat ik hierin niet alleen ben. Er zijn velen met mij in dezelfde situatie. Families die elkaar niet meer zien, relaties die op de klippen lopen door verwijdering en uitzichtloosheid in verbinding die we voorheen als normaal beschouwden.
Dit heeft tot gevolg dat we geen ‘All you need is Love’ kerstspecial meer wensen, maar dat onze harten er om schreeuwen. ‘All you need is Love’…..Ja! Dat hebben we zeker nodig! Liefde en verbinding! Vooral in een tijd waarin onzekerheid, angst en wantrouwen onze dagen vullen. Maar de vraag blijft staan of aan deze schreeuw, aan deze intense behoefte, voldaan kan worden.

Samen met Robert ten Brink de stewardessen dans hossen, zou nu een brandhaard voor corona kunnen zijn. Ook al zou het plaatsvinden in de buitenlucht. Sommigen zouden het wellicht zelfs ongepast vinden. Het is niet het moment voor een dansje. Het is niet het moment voor een lach. De een vindt de luchtvaart een vuile staatssteuntrekker. De ander ziet de luchtvaart als inkomstenbron, als toekomstperspectief, als ‘way of life’. De klappen in de luchtvaart laten banen als wolkjes in de lucht verdampen. We staan in de beleving van de luchtvaart soms lijnrecht tegenover elkaar. Verbinden? Nee. Dansen? Natuurlijk niet.

Maar vergis u niet! Het is naïef om solitair en in een tunnelvisie te denken. De luchtvaart ís verbinding. De luchtvaart ís holistisch. Het raakt alle elementen van een economie die op wereldniveau verbonden is. En door deze verbinding raakt het meerdere segmenten binnen onze maatschappij en de samenlevingen om ons heen. Het raakt ook alle elementen van pure menselijkheid. Ik noem het, het ‘Nederlandse gezelligheidsgevoel’. Er zijn geen woorden voor, maar u herkent het gevoel direct.

De passagier die aan de andere kant van de wereld aan boord stapt, diep inhaleert en gelukzalig uitroept; ‘Koffie! Ik ben nu al thuis!’ Het is niet de Douwe Egberts koffiegeur alleen die dit veroorzaakt. Die geur staat niet op zichzelf. Het is het blauwe vliegtuig, het Nederlandse grondgebied, waarop de geur geroken wordt. Het is die open, verwelkomende glimlach van de stewardess die daar bij dat koffie apparaat staat. Het is het blauwe uniform met de vleugels als symbool van jarenlang pionieren en een gesettelde marketing strategie die op dat uniform gespeld is.

Ik hoef het u niet uit te leggen. U kent het wel! De Unox rookworst in de boerenkool, Petje Pitamientje Pindakaas en een Merci momentje in één notendop samengevat. Dát is vliegen in de Nederlandse samenleving. En dát is uiteindelijk het Robert ten Brink kerstspecial gevoel. Wanneer het luchtruim dicht blijft en de vliegtuigen met vracht vliegen, maar zonder onze geliefden aan boord, waar ligt dan de grondslag van die menselijke verbinding? Daar ligt de uitdaging en de verantwoordelijkheid voor ons allen in de komende maand die voor ons ligt.

Serveer om deze reden die rookworst. Mocht het gaan vriezen? Eet die boterham met pindakaas in de buitenlucht, terwijl u uw schaatsen onderbindt. En met een beetje geluk, knuffel uw geliefde terwijl u samen geniet van de Merci bonbons (of nog beter, schenk die bonbons aan iemand die u kent die eenzaam is en doe daar een lief kaartje bij).
Maar ik voorspel u dat uw behoefte aan verbinding daar niet mee vervuld wordt. Uw kerstspecial gevoel wil mensen laten samenkomen. Uw kerstspecial gevoel wil verwelkomende stewardessen die liefdevol en fris naar u glimlachen, zelfs na het voltooien van een nachtvlucht. Uw kerstspecial gevoel laat het onmogelijke mogelijk worden. Want het ene moment was die nog in Afrika, het volgende moment zit hij bij u op de bank in het winterse Nederland. Hoe is dit nou toch mogelijk?

Als er mij in de afgelopen maanden een ding duidelijk geworden is, dan is het dat Nederland wel een glimlach kan gebruiken. Dat Nederland na al die maanden van afzondering en menselijke afstomping een empathische, sympathieke blik verdient. We hebben een knuffel nodig. We hebben een compliment, een dikke pluim, een diepgaand gesprek nodig. In de dieptes waarin corona ons gestort heeft, is deze gezamenlijke behoefte wat ons allen verbindt.

Ik ken een groep die dit al jaren op dagelijkse basis doet. Hoog in de lucht en nu ook op de grond. Daarom; stewardessen verbindt! Trek dat uniform aan, plak die glimlach op het gezicht en dans, de Jerusalema dans. Doe waar de luchtvaart zo sterk in is. Glimlach! Geef die ondeugende knipoog! Spreek die verbindende woorden! Meer dan ooit schreeuwt Nederland om een gevoel van gezamenlijke verbinding. Laat om deze reden de mensen lachen, laat de mensen van u houden. Verbindt.

‘All you need is…..a flight attendant’.

Landen in de Herfst

De bomen zijn aan het verkleuren en langzaam laten de blaadjes los. Dwarrelend door de lucht, soms nog een stukje opgetild door de wind, maken ze een reis richting de grond om daar uiteindelijk hun eindbestemming te vinden.Deze maand zal voor veel KLM’ers de geschiedenis ingaan als een maand waarin loslaten in de meest extreme vorm plaatsvindt. Het loslaten begon met The Queen of the Sky, de Boeing 747. Deze pracht binnen de blauwe vloot heeft als passagierstoestel op 25 oktober haar laatste reis gevlogen. Haar gestroomlijnde body, haar vier motoren, haar mysterieuze ‘upperdeck’, haar trap die alleen beklommen werd door ‘inner circle’ en genodigden, haar lift en brede gangpaden, zijn ‘no more’. Mijn geschiedenis met de 747 gaat terug naar mijn vroege jeugd. Als kind mocht ik met mijn vader (gezagvoerder op deze koningin) de grote plas over. Onze reis ging naar Montreal en mijn eerste intercontinentale vlucht was een feit. Het was de tijd waarin de Royal Class nog bestond. Een domein waar de aller-allerrijksten van de aarde zich mochten begeven. Daar werd versgeperste sinasappelsap geserveerd. De keurige stewardess bood wel tien videobanden aan waaruit je mocht kiezen om op een klein bioscoopscherm film te kijken. De stoel had allerlei knopjes die ik niet begreep, maar er konden wel vijf Renske’s in. Dat was duidelijk. Ik mocht mij èèn keer in Royal Class begeven. Op de heenreis naar Montreal bleek de Royal Class namelijk nul passagiers te hebben en daarmee ontstond er een plekje voor een vijftienjarige dochter van de gezagvoerder. Ik weet nog goed dat ik zo onder de indruk was van alles dat ik me eigenlijk de hele reis zo stil mogelijk heb gehouden. Ik durfde niets te vragen aan de stewardess. Ook niet hoe de knopjes van de stoel werkten. Door mijn lengte maakte dat verder weinig uit. Ik paste zowel in de lengte als in de breedte van de stoel. Wel overheerste het gevoel dat ik misplaatst was bij al deze pracht en praal. Een ervaring om nooit te vergeten. Des te meer werd het mijn plek toen ik zelf ging vliegen bij de KLM. Een ruime tien jaar later kreeg ik de Boeing 747 in mijn vliegpakket. En daar was ik blij mee. De koningin van alle toestellen was namelijk een zeer prettig toestel om in te werken. De gangpaden waren breed, waardoor passagiers tijdens de vlucht zich nog langs de kar konden wurmen wanneer de nood hoog was en een toiletbezoek niet langer uitgesteld kon worden. Ook bespaarde de gangpaden je als stewardess een boel blauwe plekken wanneer de service gaande was en je voor maaltijden moest bukken. De heilige trap naar het upperdeck ervaarde ik als mijn vluchtroute gedurende de reis. Wanneer ik even uit de mensenmassa wilde, was daar de trap die naar hogere sferen leidde. Naar de plek van de businessclass en van de cockpit. Het was daar letterlijk stiller. Daar wentelde ik me dan in een momentje van relatieve rust. Later bleek dezelfde trap waar ik altijd een workout op deed door er met een kleine sprint op en af te rennen, de veroorzaker te zijn van de meeste ongelukken op dit toestel. Want, zo beweerde de senior purser in de briefing, wanneer je de leuning niet vasthoudt, is er een aannemelijke kans dat je van de vloerbedekking afglijdt en onwaardig op je kont onderaan zal belanden. De Boeing 747 had haar ‘eigen’ bestemmingen. Met een zogenaamde ‘all pax’ werd op Suriname en Curaçao gevlogen. De vluchten zaten vol, wat betekende dat er meer dan vierhonderd passagiers aan boord waren. Het maximale wat mijn vader gehaald heeft op de classic was 512 passagiers. Een aantal dat hij zelfs nu hij al vijftien jaar met pensioen is, met een gevoel van trots zo kan oplepelen. De foto’s van de 747 tussen de gebouwen van HongKong zijn memorabel te noemen. Het toestel vloog letterlijk bij mensen langs de eettafel. De filmpjes op Youtube van de start en landing op SintMaarten zijn viraal gegaan. Het werd een uitdaging om jezelf niet te laten wegblazen door de bulderende motoren van de Queen. Toeristen tolden over het zand de zee in en wapperden als wuivende vlaggen aan de hekken. Het was de beste reclame die de blauwe club kon krijgen. Majestueus, klassiek in de lucht, maar plezier brengend en grotesk voor de mensen op de grond. En toen was het moment afgelopen maand daar. Het moment dat de Queen of the Sky, het boegbeeld van de KLM, de vleugels moest inleveren. In stilte werd de daling ingezet naar Schiphol. De lucht kleurde donker, passende bij het gevoel van soberheid dat het einde van dit tijdperk markeert. Haar laatste reis van Shanghai naar Amsterdam deed geen recht aan al die jaren van trouwe dienst. Het deed geen recht aan al het plezier, alle verbazing, alle waanzinnigheid die aan dit toestel kleeft. Het deed geen recht. Deze maand staat in het teken van afscheid en loslaten. De blaadjes aan de bomen verkleuren en langzaam dwarrelen ze stuk voor stuk naar beneden. De een houdt nog net wat langer vast aan de tak, de ander laat als eerste los. Deze maand nemen veel collega’s afscheid van de KLM en laten de blauwe familie los. Stuk voor stuk maken zij hun laatste reis. Een keus die voor velen voortijdig gemaakt is. Sommigen gaan eerder met pensioen, anderen besluiten een nieuw avontuur aan te gaan en de vleugels uit te slaan. Maar het afscheid komt te snel. De daling naar Schiphol wordt ingetogen ingezet. Net als bij de Boeing 747 hebben veel collega’s jaren van hun leven doorgebracht in het luchtruim. Er zijn tienduizenden vlieguren gemaakt. Duizenden starts en landingen zijn er gemaakt. Duizenden 30 second reviews zijn er gedaan op de crewseat. Duizenden passagiers hebben hun wereld gekruist. Er zijn duizenden gesprekken gevoerd en verbindingen aangegaan op tien kilometer hoogte. Duizenden maaltijden en drankjes uitgedeeld. Er is gelachen, er zijn tranen geplengd. Er is gevlogen in blakende gezondheid, er is gevlogen met baby’s in de buik, er is (door)gevlogen met ziekte. Keer op keer zijn de grenzen van vermoeidheid en de grenzen van het avontuurlijke opgezocht en gevonden. In stilte wordt de daling ingezet. De lucht kleurt donker, passende bij het gevoel dat dit afscheid markeert. Het doet geen recht aan het harde werken van al die jaren. Het doet geen recht aan de buitengewone loyaliteit die al die jaren is getoond. Het doet geen recht aan de liefde voor de lucht die gevoeld wordt en aan het blauwe hart dat breekt. Het doet geen recht. De blaadjes laten los en dwarrelen stuk voor stuk naar de grond. Het is herfst. Een tijd om los te laten.

Even wuiven

De passagiers verlaten via de vliegtuigtrap het vliegtuig. Op het platform staan de bussen op hen te wachten om hen naar de terminal te brengen. Het was vanochtend vroeg en koud toen we vertrokken uit Amsterdam, maar hier in Boekarest schijnt een heerlijk zonnetje en ik voel in ene een golf van geluk. Mijn collega en ik staan achterin het vliegtuig en wensen de laatste passagiers een prettig verblijf toe.De zon lokt en terwijl ik naar het platform en de bus beneden aan de trap kijk, zie ik de passagiers als sardientjes in een blik op elkaar gepropt in de bus staan. In ene krijg ik een ingeving.  ‘Kom op’, zeg ik tegen mijn collega. ‘Eens kijken of we de mensen kunnen laten lachen!’. Ik stap uit het vliegtuig op het plateau van de trap en begin uitgebreid te zwaaien. Geen wuif van koninklijke huize, nee, nee….een wuif waarbij je je af gaat vragen of de zwaaier nog wel serieus te nemen is. Een brede lach op het gezicht, arm gestrekt in de lucht en eerst met een wiebelend handje start ik mijn zwaai. En ja! De eerste passagiers spotten mijn zwaaiende hand en steken een timide handje op. Ik ervaar dit als een gemiste kans, dus ik doe er een flinke schep bovenop. Mijn doel is nog lang niet bereikt. Ik sta nu boven aan de trap met twee armen in de lucht uitgebreid te wuiven, te zwaaien en te roepen. ‘Bye!! Bye!! Have a great day!!’ En ja hoor, ik word gespot en meer passagiers beginnen terug te zwaaien. Mijn collega begint er nu ook de lol van in te zien en in ons zwaaigedrag bereikt onze teamspirit een nieuw hoogtepunt. We hebben zelf de grootste lol, maar het resultaat is dat het gros van de passagiers lachend en zwaaiend snel hun armen binnenboord steken, wanneer de buschauffeur uiteindelijk de deuren sluit en de weg naar de luchthaven vindt. Momenteel zijn de vliegtuigen relatief leeg. En alleen het idee van opgepropt in een bus zitten met een lading mensen die je niet kent, laat staan weten wat ze onder de leden hebben, lijkt nu haast een idee van vroegere tijden. Maar de behoefte om naar elkaar te gaan zwaaien, is groter dan ooit. En zwaaien mag. We breken er geen enkele regel mee. De behoefte aan humor, de behoefte aan teamspirit, de behoefte om te verbinden met andere mensen (zelfs als je de mensen niet kent), de behoefte aan uitgelatenheid en positiviteit lijkt momenteel een bodemloze put die maar niet gevuld kan raken. ‘Wil je gelukkig zijn? Maak dan iemand anders gelukkig!’ De passage van Napoleon Hill schiet door mijn hoofd. En ik realiseer me hoe waar dat is. Richt je op anderen, niet op jezelf. Breng licht naar de wereld, zodat het licht uiteindelijk ook jou zal verwarmen. Dien anderen, zodat je zelf geluk mag ervaren. Surfend op LinkedIn en social media valt me de positieve levenshouding van de stewards en stewardessen op. De veerkracht en flexibiliteit dat cabinepersoneel laat zien door hun inzetbaarheid in de zorg, in het onderwijs, in vrijwilligerswerk en corona teststraten, bewijst mij dat de wijze waarop cabinepersoneel weet te verbinden in de lucht, nu een kracht van hen mag zijn voor de mensen op de grond. Binnen de cirkel van invloed waarop men negatief zou kunnen zijn, waarop men het hoofd zou kunnen laten hangen en de focus legt op de eigen behoefte, spanning en angst, valt mij op hoe positief, daadkrachtig en werkend in teamspirit het cabinepersoneel zich keer op keer laat zien en uit. In tijden van grote veranderingen, zoals de tijden die wij nu doormaken, blijft menselijk contact een constante. En laat menselijk contact en verbinden nu eens een kracht zijn van de mensen die uit de lucht nu (tijdelijk) op de grond staan. Ik zie hen naar u wuiven. Op allerlei manieren. Wuift u terug?

De liefde voor de Lucht

“Travel far enough, you meet yourself” (David Mitchell)Een ieder voor zich heeft van die geluksmomentjes in het leven. Voor mij zijn die echte geluksmomentjes vaak verbonden met de natuur en nog specifieker, met de lucht. Keer op keer wijs ik mijn kinderen en man op doorbrekende zonnestralen tussen de wolken, wolken die in de brand lijken te staan, de felgroene kleuren van het gras en de bomen wanneer er een opkomende onweersbui zich aandoet, de regenboog of een opkomende of ondergaande zon. Een intens gevoel van iets wat vele malen groter is dan wijzelf, maakt zich van mij meester. Het is een moment van beleving, stilstaan en in je opnemen. Uiteraard is de lucht ook verbonden met een andere liefde, de luchtvaart. Hoe vaak ik in de tuin sta, omhoog kijk en daar een glinsterende vogel zie met zijn dikke, witte wegen in het verleden. Daar wordt nu hard gewerkt, denk ik dan. En tegelijkertijd vraag ik me af waar de reis ze heen zal brengen of het team daarboven het samen gezellig heeft weten te maken en of er nog iets smeuïgs aan de hand is met de passagiers. Ik vind het enerverend. En een trots gevoel maakt zich van mij meester als ik langs de landingsbanen van Schiphol rijd richting de personeelsparkeerplaats. Wat een magnifiek uitzicht op al dat mooie blauw aan de gates! Van de kleine Boeing 737, naar de dolfijnachtige 777 tot aan de koningin van het luchtruim: de klassieke 747. Het staat daar in regen en zonneschijn te wachten, de blauwe kleur waar dan ook ter wereld te herkennen door eenieder die ook maar iets weet van vliegverkeer. Toen ik net startte bij de KLM, zo herinner ik me nog goed, was mijn vakantie net afgelopen en haalde ik mijn net gestoomde uniform af. In plaats van een gevoel van spijt dat de vakantie al teneinde was gekomen, waar de meeste mensen zich in zouden herkennen, borrelde er diep in mijn buik een gevoel van intens enthousiasme en energie op. Ik duwde de deur naar buiten open, het uniform over mijn schouder gooiend en kon het niet nalaten een luide ‘whoohooo’ ten gehore te brengen. Dit tot hilariteit van collega’s die op dat moment net hun uniform gingen laten stomen. Ik mocht weer! De vakantie was ten einde, maar de wereld lag volledig aan mijn voeten. Ik was ready for take off! Duizenden vlieguren verder, in cruise flight alle continenten doorkruisend, bereikt deze liefde, deze trots en bron van energie voor mij zijn laatste bestemming. De contradictie van een ‘fast life op de route’ met het plattelandsleven thuis, iets waar mijn energie op gegrond is, moet zich opnieuw gaan settelen. Ik heb de zeven wereldwonderen ‘in de baas zijn tijd’ mogen aanschouwen, heb karaoke gezongen in de meest foute underground barren, heb afgedongen op de lokale markten over de hele wereld, heb overal gefietst, gedanst, gezongen, gezwommen, gegeten en gedronken, geslapen en wakker gelegen, maar vooral genoten van alles wat dit luchtleven met zich meebrengt. Het is iets heel bijzonders, waarvan je pas echt weet hebt, wanneer je het zelf hebt mogen ervaren. De teamspirit, de directe band die ontstaat tussen collega’s en de band die ontstaat met passagiers, het absolute ‘mens-zijn’ wanneer je op een onnatuurlijke tien kilometer hoogte in de lucht hangt, de sfeer van het onverwachte, het avontuur, de getoonde flexibiliteit op geestelijk en lichamelijk niveau, het zijn aspecten die ik allemaal intens ga missen. Het vliegleven heeft mijn lijf teveel over genomen. De watten van de jetlags zitten vastgevlochten in mijn brein. De klieren in mijn hals en keel zijn opgezet. De oren dragen de littekens van buisjes en van het doorvliegen met verkoudheden. De sinussen zijn overprikkeld. Mijn emotie wordt nu wijselijk gepasseerd door de ratio. Genoeg is genoeg. Ik zet in op een ‘prepare for landing’. De liefde voor de lucht wordt een intens gevoel van liefdesverdriet. Wij willen elkaar, maar het mag gewoon niet meer zo zijn. De pijn snijdt diep in mijn hart en de tranen wellen op. Dit zal moeten slijten. En dan blijven de prachtige herinneringen over van ongekend mooie stapelwolken, sterren aan de hemel, groetende knipperende lampjes in donkere luchten, het groene licht, onderwijl uitkijkend over de witte vleugels met de blauwe letters aan de wing tips. Datgene wat ons zo bindt. Het blauwe uniform, verbonden aan het blauwe vliegtuig, versmolten met een blauw hart. Want jongens, wat is het toch een machtig mooie baan. En wanneer ik in de Achterhoek omhoog zal kijken, kijk ik naar jullie en denk: “Daar zijn ze hard aan het werk en ik sta hier. Met beide benen stevig op de grond. Klaar voor een nieuw hoofdstuk, een andere way of life, een nieuw avontuur…” Cabin crew, the doors may be opened”.

Een laatste werkdag als stewardess

‘Keep your eyes on the Stars and your feet on the Ground’ Theodore Roosevelt Een traan biggelt vanuit mijn ooghoek op het hoofdkussen. Mijn keel voelt dichtgeknepen met opgekropte emoties en ik dwing mijzelf diep in te ademen. Herinneringen aan ontmoetingen, bestemmingen en vervlogen tijden schieten door mijn hoofd en houden mij wakker. Ik kan niet voorslapen. De minuten tikken weg. Het is bijna ‘calling time’. Ik slik mijn tranen weg en probeer mijzelf te vermannen. Door het indienen van mijn ontslag heb ik de ratio boven het gevoel gesteld. Maar nu, bij het aanbreken van de laatste reis, breekt mijn hart in duizend stukken en telt een afgewogen beslissing niet meer mee. Ik moet afscheid nemen van het blauwe vliegtuig, van mijn collega’s, de passagiers, van een wereld die aan mijn voeten ligt. Ik neem afscheid van een deel van mijn identiteit. De aarde valt onder mij weg en ik bevind mij in een vrije val. Calling Time. Ik sta op. De tranen blijven over mijn wangen rollen. Slikkend duw ik mijn emoties weg. Het uniform gaat uit de kast. Nog één keer in het blauw. De pumps geven mij de lengte en allure die ik als professional hoor uit te stralen. De make-up maskeert mijn gevoelens. In de spiegel kijkend dwing ik mijzelf te lachen. In de wetenschap dat wanneer je lacht, je lichaam reageert. Dit moet mij over de hotelkamerdrempel heen helpen en mij de passagiers, mijn collega’s en mijn laatste reis tegemoet laten treden. Schouders naar achteren, hoofd omhoog, kin naar voren. Daar gaan we dan. De hotelkamerdeur klikt voor een laatste keer achter mij dicht. Mijn trolley ruist haar laatste reis. Ik ben op weg naar het vliegveld. Aan boord gekomen van de Dreamliner entertain ik de passagiers als nooit tevoren. De laatste gesprekken, de laatste verbindingen die ik aan zal gaan in de lucht, de laatste aanrakingen. Het gangpad is mijn catwalk. Ik word gezien, er wordt om mij gelachen en met mij mee gelachen. Wij zijn allen puur mens en met elkaar in verbinding. Wanneer de service klaar is, huil ik stiekem in het blauwe gordijn van de galley. In de hoop dat niemand het ziet. Maar troostende armen omsluiten mij. Het blauwe uniform om tegen aan te leunen. De collega’s die mij vleugels geven om deze reis te volbrengen. In waardigheid. In empathie. Met respect. De daling naar de grond wordt ingezet. Ik kijk nog één keer uit over de witte wolkendeken met de zon die hoop straalt en mijn tranen droogt. We schieten door grijs, Nederlands weer heen en de cabine schudt in weerstand, zoals ik de weerstand voel. Wanneer we de open lucht bereiken, strekken de weilanden en de rechte slootjes zich als een lappendeken voor mij uit. Dit was, is en wordt mijn thuis. Mijn basis. Vaste grond onder mijn voeten. Voor altijd. ‘Cabin crew, doors may be opened’. Mijn allerlaatste commando is daar. Het moment om van mijn crew seat op te staan en het vliegtuig te verlaten. Tijd om op te staan en een nieuw avontuur aan te gaan. Schouders naar achter, hoofd omhoog en kin vooruit. Dag, lieve luchtvaart! Dag, avontuur! Dag, lieve collega’s! Dag, o-zo bijzondere baan! Ik laat jullie nu los….. This is what it feels like. Love is in the Air, but maybe, just maybe it will be our job to create Love on the Ground as well. Sterkte aan al mijn lieve (voormalige) collega’s die de komende maand hun laatste vliegreis zullen maken. CTG- AMS 17-10-2019 – 17-10-2020 Nederland
Schuiven naar boven